HR 17 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:93
Of sprake is van een duurzame gemeenschappelijke huishouding ex art. 7:268 lid 2 BW moet worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden van het geval in onderling verband. Slechts onder bijzondere omstandigheden kan een samenleven van kind en ouder(s) na het zelfstandig worden van het kind worden aangemerkt als een blijvende samenwoning met een gemeenschappelijke huishouding als bedoeld in art. 7:268 lid 2 BW. Gebrek aan wederkerigheid in relatie tussen ouder en kind is in dit verband een relevante omstandigheid. (meer…)