HR 7 oktober 2022 ECLI:NL:HR:2022:1399 

Uit het wettelijk stelsel volgt dat de rechter geen zorgmachtiging kan verlenen als de bevindingen van de geneesheer-directeur ontbreken.

De officier van justitie had de rechtbank verzocht een aansluitende zorgmachtiging te verlenen voor de duur van twaalf maanden. Er waren geen bevindingen van de geneesheer-directeur overgelegd. De rechtbank had de gevraagde machtiging verleend.

Het is de taak van de geneesheer-directeur te beoordelen of het zorgplan voldoet aan de uitgangspunten van art. 2:1 Wvggz; daarna draagt hij zijn bevindingen over aan de officier van justitie (art. 5:15 Wvggz). Art. 5:17 lid 3 Wvggz bepaalt dat de officier van justitie bij het verzoekschrift in elk geval de onder a-g genoemde stukken voegt, waaronder (onder e) de bevindingen van de geneesheer-directeur, bedoeld in artikel 5:15 Wvggz.

De Hoge Raad wijst er op dat uit de wetsgeschiedenis volgt dat het voorbereiden van een zorgmachtiging nauw overleg vraagt tussen de officier van justitie en de geneesheer-directeur, omdat de geneesheer-directeur het zorginhoudelijke deel van de zorgmachtiging voorbereidt en de officier van justitie het verzoekschrift opstelt en indient. Gezamenlijk dragen zij er zorg voor dat de rechter beschikt over een volledig dossier, waarin alle relevante informatie, waaronder de zorginhoudelijke, is gebundeld ten behoeve van de rechterlijke toets. Uitgangspunt is daarbij dat de officier van justitie zorg draagt voor een zo volledig mogelijk verzoekschrift waarmee de rechter op basis van een zo breed mogelijk beeld van de betrokkene een beslissing kan nemen.

Naar het oordeel van de Hoge Raad volgt uit dit wettelijk stelsel dat de rechter geen zorgmachtiging kan verlenen als de bevindingen van de geneesheer-directeur ontbreken.

Volgt vernietiging en terugverwijzing.

Cassatieblog.nl

Share This