HR 25 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1546 en ECLI:NL:HR:2024:1548
Aan het vereiste dat een zorgmachtiging voor maximaal twaalf maanden ‘aansluit op een zorgmachtiging’ (art. 6:5 onder b Wvggz) is ook voldaan als die eerdere zorgmachtiging niet verleend had mogen worden.
Achtergrond
Deze twee Wvggz-zaken hebben met elkaar gemeen dat de officier van justitie had verzocht een aansluitende zorgmachtiging voor twaalf maanden te verlenen. De rechtbank constateerde dat aan de verklaring van de onafhankelijk psychiater een gebrek kleefde. De rechtbank verleende daarom een zorgmachtiging voor een beperkte periode, waarin de medische verklaring zou kunnen worden aangevuld (eerste beschikking). Na aanvulling van de medische verklaring heeft de rechtbank in beide zaken een machtiging verleend voor de resterende periode (tweede beschikking).
Hoge Raad
De kortdurende zorgmachtiging in afwachting van de aanvullende medische verklaring (de eerste beschikking) blijft in cassatie niet in stand. De Hoge Raad overweegt dit. Uit het systeem van de Wvggz volgt dat geen zorgmachtiging mag worden verleend als de medische verklaring die ten grondslag ligt aan het daartoe strekkende verzoek niet voldoet aan de uit de wet voortvloeiende eisen. Ook niet voor een deel van de door de officier van justitie verzochte periode met aanhouding voor het overige (zoals hier). De Hoge Raad wijst daarbij op art. 5:8 lid 1 in verbinding met art. 5:17 lid 3 en art. 6:4 Wvggz, en de waarborgen in het EVRM voor vrijheidsontneming (art. 5 lid 1, aanhef en onder e, EVRM).
De zorgmachtiging voor de resterende periode (de tweede beschikking) blijft wel in stand. Een zorgmachtiging voor meer dan zes maanden kan slechts verleend worden wanneer het om een aansluitende zorgmachtiging gaat (art. 6:5 Wvggz). Maar dit betekent niet dat nu de kortdurende machtiging niet verleend had mogen worden, de machtiging voor de resterende periode maximaal zes maanden mocht zijn. Ten tijde van de tweede beschikking gold de eerste beschikking immers nog (deze heeft pas met deze uitspraak van de Hoge Raad haar kracht verloren). Gelet op het gesloten stelsel van rechtsmiddelen moest de rechtbank van de geldigheid van de gegeven machtiging in de eerste beschikking uitgaan. De rechtbank kon in de tweede beschikking daarom een zorgmachtiging verlenen voor de resterende duur van de door de officier van justitie verzochte periode van twaalf maanden.
Afdoening
De Hoge Raad vernietigt de eerste beschikking en wijst de zaak naar de rechtbank terug.