HR 22 maart 2024, ECLI:NL:HR:2024:464 

Centrale vraag is of de stand in de vernietigingsprocedure moet leiden tot de schorsing van de tenuitvoerlegging van drie arbitrale beslissingen. De Hoge Raad beantwoordt die vraag ontkennend.

Achtergrond conflict tussen Yukos en de Russische Federatie

In een eerder cassatieblog, dat zag op een verzoek tot schorsing van de tenuitvoerlegging van de arbitrale vonnissen in deze zaak, schetsten wij de achtergrond van het conflict tussen Yukos, haar voormalige aandeelhouders en de Russische Federatie. Dit cassatieblog lees je hier. Kort samengevat, eist de Russische Federatie in deze procedure dat de Nederlandse overheidsrechter enkele arbitrale vonnissen vernietigt, waarin de Russische Federatie is veroordeeld tot betaling van USD 50 miljard aan schadevergoeding aan voormalige aandeelhouders van Yukos.

De rechtbank gaf de Russische Federatie gelijk (ECLI:NL:RBDHA:2016:4229). Het hof oordeelde anders (ECLI:NL:GHDHA:2018:2476 en ECLI:NL:GHDHA:2020:234). Volgens het hof waren de arbitrale vonnissen geldig en moest de Russische Federatie de schadevergoeding betalen.

Tegen de beslissing van het hof stelde de Russische Federatie cassatieberoep in bij de Hoge Raad. Eerder verwierp de Hoge Raad al het verzoek van de Russische Federatie om de tenuitvoerlegging van de arbitrale vonnissen – die na de uitspraak van het hof weer zijn herleefd – op de voet van art. 1066 Rv (oud) te schorsen totdat definitief is beslist over de geldigheid daarvan (zie CB 2020-148). Vervolgens vernietigde de Hoge Raad ten dele de arresten van het hof over de geldigheid van de arbitrale vonnissen (ECLI:NL:HR:2021:1645 en CB 2021-104). De Hoge Raad verwierp echter de specifieke klachten van de Russische Federatie tegen onder meer het oordeel van het hof dat de arbitrageovereenkomst geldig is. De Hoge Raad verwees de zaak naar het Hof Amsterdam voor de verdere behandeling. Er is nog geen definitieve uitspraak in de vernietigingsprocedure.

Het voorliggende arrest: kort geding over opheffing beslagen

In het voorliggende arrest gaat het om een kort geding waarin één van de partijen (FKP), een Russische staatsdeelneming die zich onder meer bezighoudt met de exploitatie van merken met betrekking tot Russische wodka, opheffing van een aantal onder haar gelegde beslagen. Deze door verweersters in cassatie (HVY) gelegde beslagen rusten op de auteursrechten op de vormgeving van de producten die onder de merken zijn geproduceerd en verkocht door of met toestemming van FKP en/of de Russische Federatie.

De redenering van FKP en de Russische Federatie is dat als gevolg van de vernietiging van de arresten van het hof door de Hoge Raad, het vonnis van de rechtbank herleeft met als gevolg dat de arbitrale vonnissen zijn vernietigd. Daardoor bestaat voor HVY vooralsnog geen bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van die arbitrale beslissingen. Het hof heeft dat betoog verworpen, omdat nog steeds sprake is van een lopende vernietigingsprocedure, waarvoor het uitgangspunt geldt dat deze de tenuitvoerlegging niet schorst. De Russische Federatie stelt cassatieberoep in.

Beslissing van de Hoge Raad

De Russische Federatie klaagt in cassatie dat het arrest van de Hoge Raad in de vernietigingsprocedure maakt dat het rechtbankvonnis, waarin de arbitrale beslissingen zijn vernietigd, is herleefd. Art. 1062 lid 4 Rv brengt dan mee dat het recht om de arbitrale beslissingen ten uitvoer te leggen vervalt.

De Hoge Raad overweegt in algemene zin dat een uitspraak in eerste aanleg die in hoger beroep is vernietigd haar werking heeft verloren, zolang de uitspraak in hoger beroep zelf niet is vernietigd (rov. 3.2). Als de Hoge Raad de uitspraak in hoger beroep vernietigt, herleeft niet de automatisch de gehele uitspraak in eerste aanleg. Beoordeeld moet worden welke onderdelen van de in cassatie vernietigde uitspraak niet of tevergeefs zijn bestreden en dus onaantastbaar zijn geworden. Wordt de vernietiging van het vonnis in hoger beroep op een bepaald punt onaantastbaar, dan herleeft de uitspraak in eerste aanleg op dat punt niet, aldus de Hoge Raad.

In dit geval wees de rechtbank de vernietigingsvordering toe, vanwege het ontbreken van een geldige arbitrageovereenkomst. Het hof heeft dat specifieke oordeel vernietigd en geoordeeld dat de arbitrageovereenkomst geldig was. De Hoge Raad laat op zijn beurt dat specifieke oordeel in stand en daarmee is het onaantastbaar geworden (de vernietiging van de arresten van het hof door de Hoge Raad zag op een ander punt). Het staat dus vast dat de arbitrageovereenkomst geldig was. Daarmee bestaat geen grond meer voor het vernietigingsvonnis van de rechtbank. De werking van dat vonnis is dan ook niet herleefd, aldus de Hoge Raad:

“3.3 (…) Bij arrest van 5 november 2021 heeft de Hoge Raad de klacht van de Russische Federatie gegrond bevonden dat het hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de stellingen van de Russische Federatie over frauduleus handelen van HVY in de arbitrageprocedure alleen in een herroepingsprocedure aan de orde kunnen worden gesteld. De Hoge Raad heeft de klachten van de Russische Federatie tegen onder meer het oordeel van het hof dat de arbitrageovereenkomst geldig is, verworpen. In het dictum van het arrest van 5 november 2021 heeft de Hoge Raad de arresten van het hof van 25 september 2018 en 18 februari 2020 vernietigd en het geding verwezen naar het gerechtshof Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing.

3.4  Uit het voorgaande volgt dat met het arrest van de Hoge Raad van 5 november 2021 het oordeel van het hof dat de arbitrale beslissingen niet wegens het ontbreken van een geldige arbitrageovereenkomst kunnen worden vernietigd, onaantastbaar is geworden. Daarmee is definitief de dragende grond ontvallen aan het vonnis van de rechtbank van 20 april 2016, waarin de arbitrale beslissingen waren vernietigd op de grond dat een geldige arbitrageovereenkomst ontbreekt. De werking van dat vonnis is dan ook niet herleefd. Hierop stuit onderdeel 1 in zijn geheel af.”

De Hoge Raad verwerpt dus het cassatieberoep.

Cassatieblog.nl

Share This