HR 4 oktober 2019 ECLI:NL:HR:2019:1531
Een Kerkgenootschap mag de rechtsverhouding tot een geestelijk ambtsdrager in beginsel in zijn statuut naar eigen inzicht vormgeven. Daarbij is afwijking van een wettelijk arbeidsrecht mogelijk tenzij dat recht een zodanig fundamenteel belang beschermt dat afwijking in het concrete geval niet kan worden aanvaard. De Nederlands Gereformeerde Kerk Hattem heeft een eigen regeling voor de arbeidsrelatie met de predikant gemaakt die weliswaar afwijkt van van het wettelijke arbeidsrecht, maar niet zodanig dat belangen van fundamentele aard worden geschonden.
Achtergrond
Art. 2:2 lid 2 BW bepaalt dat kerkgenootschappen worden geregeerd door hun eigen statuut, voor zover dit niet in strijd is met de wet. Nederlands Gereformeerde Kerk (NGK) Hattem is een kerkgenootschap in de zin van art. 2:2 BW en kent eigen regelingen over de rechtsverhouding tot zijn predikant. Die verhouding is een interne kerkelijke verhouding die NGK Hattem in zijn statuut heeft vorm gegeven. Met de daarin voorkomende bepalingen is onmiskenbaar beoogd de toepasselijkheid van de bepalingen van titel 10 van boek 7 BW op die verhouding uit te sluiten.
Het bestuur van NGK Hattem wordt gevormd door de kerkenraad. De predikant maakt deel uit van de kerkenraad. NGK Hattem kent eigen regelingen zoals Richtlijnen voor de voorwaarden behorende bij de verbintenis tussen gemeente en predikant ten behoeve van de vervulling van het predikantsambt (de WAP-Richtlijn). Bij de WAP-Richtlijn hoort een bijlage Procedure voor ontslag van een predikant om gewichtige redenen (Procedure-regeling). In deze regeling is de procedure bij ontslag om gewichtige redenen uitgewerkt. Zo moet de kerkenraad de predikant schriftelijk en gemotiveerd in kennis stellen van zijn voornemen tot ontslag, kan de predikant daartegen verweer voeren, moet de regiovergadering goedkeuring verlenen aan het voornemen tot ontslag, staat tegen het besluit van de regiovergadering beroep open op de landelijke verggadering en wijzen partijen een bindend adviseur aan als het onderwerp van geschil alleen de financiële regeling is.
De predikant is in 2005 beroepen als predikant van NGK Hattem met een voltijdse aanstelling. De predikant heeft gezondheidsproblemen en is op enig moment uitgevallen voor zijn werkzaamheden. Er ontstaat een ernstige vertrouwensbreuk tussen NGK Hattem en de predikant. Na het volgen van de Procedure-regeling heeft NGK Hattem de predikant uiteindelijk in 2010 ontslagen. De predikant vordert een verklaring voor recht dat NGK Hattem onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld en schadeplichtig is, dat NGK Hattem de arbeidsovereenkomst met de predikant kennelijk onredelijk heeft opgezegd, dat het ontslag onregelmatig is gegeven, hij vordert een schadevergoeding voor gederfd inkomen en immateriële schade. Het hof acht het ontslag onregelmatig en kennelijk onredelijk.
Hoge Raad
De in art. 2:2 BW vervatte inrichtingsvrijheid brengt met zich mee dat een kerkgenootschap de rechtsverhouding tussen een geestelijk ambtsdrager in zijn statuut in beginsel naar eigen inzicht kan vormgeven. Deze bepaling berust op het beginsel van de scheiding tussen kerk en staat. Het eigen kerkstatuut geldt voor zover dit niet in strijd is met de wet. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat het begrip ‘wet’ in deze bepaling verwijst naar bepalingen van fundamentele aard of ‘sterk dwingend recht’, waarbij is gedacht aan ‘zeer zwaarwegende dwingendrechtelijke bepalingen’.
De Hoge Raad oordeelt dat de in de NGK bepalingen uitgewerkte ontslagregeling niet zodanig afwijkt van het dwingend recht waarop de predikant zich in dit geding beroept dat daardoor belangen van fundamentele aard worden geschonden.
De Hoge Raad vernietigt het arrest van het Hof Arnhem-Leeuwarden en verwijst naar hof Den Bosch.