Dossier: Aansprakelijkheid en schadevergoeding


HR 2 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1056 (ABN AMRO/Verweerder)

Bij de beantwoording van de vraag of ABN AMRO afgifte van een integriteitsverklaring mocht weigeren, diende het hof de relevante gedragingen van verweerder niet alleen op zichzelf, maar mede in onderlinge samenhang te beoordelen. Daarom is het oordeel dat die gedragingen niet in strijd zijn met de Integriteitscode van de Nederlandse Vereniging van Banken onvoldoende gemotiveerd. (meer…)

HR 18 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:943

(1) De uitsluiting van rechtsmiddelen tegen de beslissing op een deelgeschil (art. 1019bb Rv) kan worden doorbroken op grond van de in de rechtspraak ontwikkelde “doorbrekingsgronden”. Hieraan doet niet af dat op grond van art. 1019cc lid 3 Rv in een bodemprocedure opgekomen kan worden tegen de beslissingen van de deelgeschilrechter omtrent de materiële rechtsverhouding van partijen.
(2) Indien met een beroep op een doorbrekingsgrond een rechtsmiddel wordt ingesteld tegen een beschikking in een deelgeschil, zijn ook in dat geding de bepalingen inzake de deelgeschilprocedure – waaronder de bijzondere proceskostenregeling van art. 1019aa Rv – van toepassing. (meer…)

HR 4 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:829 (Eisers/Curatoren Air Holland)

Voor bestuurdersaansprakelijkheid wegens het bewerkstelligen of toelaten dat de vennootschap haar verplichtingen niet nakomt en ter zake ook geen verhaal biedt, is vereist dat de bestuurder een ernstig verwijt treft (vgl. HR 8 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ0758). In een geval als het onderhavige, waarin bestuurders zich hebben beroepen op verrekening met een vooralsnog onzekere tegenvordering, is hiervoor voldoende dat de bestuurder ten tijde van het hem verweten handelen of nalaten ernstig rekening had moeten houden met de mogelijkheid dat ondanks de gestelde tegenvordering een vordering op de vennootschap zou resteren. (meer…)

HR 4 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:831 (Reaal/Gemeente Deventer)

Indien een overheidslichaam, aangesproken als wegbeheerder op grond van art. 6:174 BW, zich ten verwere (mede) erop beroept dat de financiële middelen te beperkt waren om de vereiste maatregelen te treffen, ligt het op de weg van dat overheidslichaam dit verweer voldoende te onderbouwen. (meer…)

HR 28 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:767

De gehoudenheid om een besluit toereikend te motiveren (art. 7:12 Awb), strekt niet tot bescherming van vermogensbelangen van personen die niet kunnen worden aangemerkt als belanghebbende bij dit besluit in de zin van de Awb. Schending van de motiveringsplicht is dus niet onrechtmatig jegens niet belanghebbenden, nu niet voldaan wordt aan de relativiteitseis van art. 6:163 BW. De motiveringsplicht strekt er toe dat degene die tegen het besluit bezwaar heeft gemaakt en eventuele andere belanghebbenden uit de beslissing kunnen opmaken waarom aan de aangevoerde bezwaren niet is tegemoetgekomen, onder meer met het oog op het al dan niet instellen van rechtsmiddelen. (meer…)

HR 28 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:740 (Joba/Verweerder)

Als de koper ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst niet bekend is met het voorkeursrecht van – in dit geval – de huurder, staat het hem in beginsel vrij nakoming van de koopovereenkomst na te streven, zoals in dit geval door vervroeging van de levering, ook nadat hij alsnog van het voorkeursrecht op de hoogte is geraakt. Zodanige handelwijze kan onder bijzondere omstandigheden echter onrechtmatig zijn jegens degene die een voorkeursrecht heeft dat daardoor wordt gefrustreerd, waarbij met name valt te denken aan het geval dat sprake is van onevenredigheid tussen het belang bij nakoming van de koopovereenkomsten en het belang dat bestaat bij het kunnen uitoefenen van het voorkeursrecht. (meer…)

Cassatieblog.nl