Dossier: Arbeidsrecht


HR 15 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3142

(i) ook bij vernietiging van een deelgeschilbeschikking heeft het hof in de procedure ten principale de bevoegdheid de zaak aan zich te houden en op de hoofdzaak te beslissen (art. 356 Rv). In dat geval is het arrest van het hof in het hoger beroep tegen de deelgeschilbeschikking een einduitspraak, zodat daartegen cassatieberoep openstaat zonder dat verlof is vereist;
(ii) vrijwilligerswerk is niet uitgesloten van het beschermingsbereik van art. 7:658 lid 4 BW. (meer…)

HR 17 november 2017, ECLI:NL:HR:2017:2905

(i) bij de vraag of een werknemer de mededeling van zijn werkgever redelijkerwijs mag opvatten als een beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd (in plaats van een aanzegging als bedoeld in art. 7:668 lid 1 BW), zijn alle omstandigheden van het geval van belang. Indien de mededeling van de werkgever niet eenduidig is, doordat aan zijn zijde sprake is van een misvatting over de vraag of het een arbeidsovereenkomst voor bepaalde- of onbepaalde tijd betreft, mag dit niet zonder meer ten nadele van de werknemer werken. (meer…)

Het overzicht van lopende prejudiciële vraag-procedures vermeldt weer een aantal nieuwe civiele zaken waarin op grond van art. 392 Rv prejudiciële vragen aan de Hoge Raad zijn gesteld. De vragen zien op (1) erkenning kind in Sint-Maarten, (2) aanvullende vragen over verschuldigdheid van dividendbelasting door buitenlandse beleggingsinstellingen, (3) het afsluiten van een WAM-verzekering motorrijtuig nadat daarmee een ongeval heeft plaats gevonden, (4) vordering van de Ontvanger in faillissement  ingeval van oneigenlijke lossing met betrekking tot rentekas-btw en (5) of art. 7:673 lid 7 aanhef en onder b BW in strijd is met Richtlijn 2000/78 EG. (meer…)

HR 14 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1345 (J.M.V. Spoorwegveiligheid B.V./Zürich)

Indien een partij op grond van art. 6:170 lid 1 BW wordt aangesproken voor een fout van een ondergeschikte, dient de rechter – nu de werknemer in die procedure zelf geen partij is – de onrechtmatigheid van zijn handelen te beoordelen als ware de aansprakelijkheid van de werknemer zelf in het geding. Voor het aannemen van ondergeschiktheid is het bestaan van zeggenschap bij de aansprakelijk gehouden partij over de vraag of en op welke momenten de persoon die onrechtmatig heeft gehandeld werkzaamheden voor een bepaalde derde dient uit te voeren, in beginsel voldoende. (meer…)

HR 23 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1135

De regeling dat een belanghebbende die als werknemer is ontslagen, op grond van art. 4 lid 1 Regeling Wachtgeld Uitkering bij Privatisering (hierna: ‘WUP’) recht heeft op wachtgeld, is van overeenkomstige toepassing op het personeel van de Stichting Pensioenfonds ABP. In de WUP zijn bepaalde artikelen van de Ontslaguitkeringsregeling ABP (hierna: ‘OUR’) van toepassing verklaard. Uit de overweging van het hof in de hoofdprocedure dat de werknemer in kwestie (alleen) aanspraak had op wachtgeld op grond van de WUP – en niet op grond van de OUR – mocht het hof in de schadestaatprocedure niet afleiden dat de in de WUP van toepassing verklaarde artikelen uit de OUR toepassing misten. (meer…)

HR 30 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1187

Al sinds de invoering van de Wet werk en zekerheid houdt de billijke vergoeding de gemoederen bezig. De afgelopen twee jaar is nader uitgekristalliseerd welke situaties aanleiding geven voor toekenning van een billijke vergoeding en is ook de aanvankelijke onduidelijkheid tussen de billijke vergoedingen die op diverse plaatsen in de wet zijn verankerd opgehelderd. In alle situaties blijft echter de hamvraag: hoe hoog dient de billijke vergoeding te zijn? De jurisprudentie schiet nog alle kanten op. Zowel wat betreft de hoogte van de vergoedingen als wat betreft de motivering. Op 30 juni 2017 heeft de Hoge Raad zich nader over de billijke vergoeding uitgelaten. Krijgt de praktijk eindelijk handvatten voor de vaststelling van de billijke vergoeding? (meer…)

Cassatieblog.nl