Selecteer een pagina

Dossier: Arbeidsrecht


HR 14 oktober 2016, ECLI:NL:HR:2016:2375 (GOM/BPF)

Bij overgang van een onderneming in het geval de werknemer zowel voor als na de overgang van de onderneming verplicht deelneemt in hetzelfde bedrijfstakpensioenfonds, gaat de verplichting tot betaling van vóór de overgang van de onderneming door de vervreemder onbetaald gelaten pensioenpremies over op de verkrijger van de onderneming. Het pensioenfonds verkrijgt in dat geval een eigen recht tegen de verkrijger tot inning van eventueel achterstallige pensioenpremies. (meer…)

HR 23 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2171

De Hoge Raad legt de werkingssfeer van de algemeen verbindend verklaarde CAO voor de Gemaksvoedingsindustrie uit, omdat dit recht is in de zin van art. 79 Wet RO. De werkingssfeer moet zo worden uitgelegd dat als vier vennootschappen deel uitmaken van een op elkaar afgestemde groep, per vennootschap moet worden bezien of de CAO toepasselijk is. (meer…)

Het overzicht van lopende zaken vermeldt drie nieuwe zaken waarin op grond van art. 392 Rv prejudiciële vragen aan de Hoge Raad zijn gesteld. De vragen zien op (1) de eisen die aan de “veertiendagenbrief” uit art. 6:96 lid 6 BW worden gesteld, (2) de mogelijkheden tot voorwaardelijke ontbinding van een arbeidsovereenkomst onder de Wet werk en zekerheid en (3) de verhouding tussen de het door de Hoge Raad aangenomen recht op verhoorbijstand (HR 22 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3608) en de Beleidsbrief OM. (meer…)

HR 8 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:604 (Regiobouw B.V. / verweerder)

1. De art. 7:670 lid 4 en 7:670a lid 1 (oud) BW – die ontslagbescherming toekennen aan (onder meer) een werknemer die lid is (geweest)van een ondernemingsraad – kunnen onder omstandigheden ook toepassing vinden in een geval dat de desbetreffende ondernemingsraad niet in alle opzichten voldoet aan de eisen die de WOR daaraan stelt. 2. Bij de bepaling van het bedrag aan schadevergoeding voor kennelijk onredelijk ontslag dient de rechter kenbaar aandacht te besteden aan de vraag of omstandigheden die na het einde van de dienstbetrekking zijn ingetreden aanwijzingen opleveren voor wat uiterlijk op ontslagdatum kon worden verwacht. Dit geldt ongeacht op welke omstandigheden de kennelijke onredelijkheid berust.  (meer…)

HR 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:290

Voor het antwoord op de vraag welke dringende reden aan de wederpartij is medegedeeld, is de letterlijke tekst van een ontslagbrief niet steeds doorslaggevend. Uiteindelijk gaat het erom of voor de werknemer aanstonds duidelijk is welke dringende reden tot de opzegging heeft geleid. Een in een ontslagbrief vermelde opzeggingsgrond dient mede te worden uitgelegd in het licht van de omstandigheden van het geval, ook indien daarin strafrechtelijke begrippen worden gehanteerd (vgl. HR 24 april 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH0387). Het hof heeft in casu een begrijpelijke uitleg aan de term “diefstal” in de ontslagbrief gegeven, door deze niet in strafrechtelijke zin op te vatten, maar – gelet op het partijdebat – als gebruik van de tankpas voor privédoeleinden zonder toestemming.    (meer…)

HR 5 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:198 (werkneemster / Medline Harderberg)

De werknemer kan ter zake van een vordering tot doorbetaling van loon bij ziekte (art. 7:629 lid 1 BW) slechts in de kosten van de werkgever als bedoeld in art. 237 Rv worden veroordeeld in geval van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht (art. 7:629a lid 6 BW). ´s Hofs oordeel – dat erop neer komt dat werkneemster is aan te merken als de in het ongelijk te stellen partij – is onvoldoende voor het aannemen van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht.  (meer…)

Cassatieblog.nl