Dossier: Insolventierecht


HR 24 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:161 (Verzoeker/Mr. Ruding q.q.)

Het uitoefenen van dwang door een faillissementsgijzeling die erop is gericht de gefailleerde ertoe te bewegen te voldoen aan zijn inlichtingenplicht in de zin van art. 105 Fw levert geen strijd met art. 6 EVRM op. Dergelijke inlichtingen dienen echter als wilsafhankelijk bewijsmateriaal te worden aangemerkt. Indien niet kan worden uitgesloten dat zij tevens in verband met een “criminal charge” tegen de gegijzelde zullen worden gebruikt, zullen de nationale autoriteiten dienen te waarborgen dat deze zijn recht om niet mee te werken aan zelfincriminatie effectief kan uitoefenen. (meer…)

HR 20 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2051 en ECLI:NL:HR:2013:2076 (Glencore/Curatoren Zalco; NB/Curatoren Zalco)

(i) Wanneer de uitoefening van een pandrecht binnen een door de curator gestelde termijn (in redelijkheid) niet mogelijk blijkt, is de rechter-commissaris weliswaar bevoegd de termijn voor het uitoefenen van het pandrecht te verlengen, maar is hij daartoe niet verplicht. (ii) De binding van de curator aan een bij vaststellingsovereenkomst gedane erkenning van een pandrecht, kan niet ongedaan gemaakt worden langs de weg van een op art. 69 Fw gebaseerd bevel van de rechter-commissaris aan de curator, strekkende tot (her)beoordeling van het paulianeuze karakter van de verpanding.  (meer…)

HR 17 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:96 (X/Ontvanger van de Belastingdienst/Rijnmond) en ECLI:NL:HR:2014:97

Door het hoger beroep tegen een einduitspraak wordt in beginsel de gehele zaak, zoals zij voor de eerste rechter diende, naar de hogere rechter overgebracht ter beslissing door deze. Deze regel brengt mee dat de hogere rechter zich niet deels aan deze hem opgedragen taak mag onttrekken door een gedeelte van de beslissing van het aan zijn oordeel onderworpene over te laten aan de rechter die zijn oordeel over de zaak reeds heeft gegeven.  (meer…)

HR 10 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:51 (mrs. Blokhuis en Smit q.q./verweerster)

(1) Bij een voordracht tot inbewaringstelling van de gefailleerde (art. 87 Fw) treedt de rechter-commissaris op in zijn hoedanigheid van rechter en uit hoofde van zijn wettelijke taak. De rechter-commissaris kan daarom niet worden aangemerkt als een verzoeker of belanghebbende die het recht toekomt een rechtsmiddel in te stellen tegen de op diens voordracht gegeven beschikking van de rechtbank. (2) Bij de beoordeling van een voordracht tot inbewaringstelling is de in art. 587 Rv voor toepassing van lijfsdwang voorgeschreven maatstaf  – met de daarin besloten eisen van proportionaliteit en subsidiariteit – van overeenkomstige toepassing. (meer…)

HR 6 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:1910 (Rabobank Roermond-Echt c.s./mr. Deterink q.q.)

De regel van art. 241c lid 2 Fw – die de eigenaar van een bodemzaak onder omstandigheden bescherming biedt tegen een bodembeslag dat is gelegd tijdens de afkoelingsperiode in de surseance van de belastingschuldige – geldt niet (overeenkomstig) ten behoeve van de houder van een stil pandrecht op een bodemzaak die toebehoort aan de belastingschuldige.  (meer…)

HR 20 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2122 (Curator Favini Meerssen/Favini RE) en ECLI:NL:HR:2013:2133 (Curatoren Favini Apeldoorn/Favini RE)

Een splitsing als bedoeld in art. 2:334a BW kan niet worden vernietigd op de voet van art. 42 Fw, omdat dit een onaanvaardbare doorkruising zou opleveren van de specifieke regeling van vernietiging van art. 2:334u BW. Op de vernietiging van een splitsing als bedoeld in art. 2:334a BW is de regeling van art. 2:334u BW dan ook exclusief van toepassing. De curator die meent dat de boedel als gevolg van een splitsing is benadeeld, kan onder omstandigheden (mede) een vordering tot schadevergoeding uit onrechtmatige daad instellen. (meer…)

Cassatieblog.nl