Selecteer een pagina

Dossier: Insolventierecht


HR 21 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:675 (X/SRC)

Art. 30 Fw is in cassatie niet reeds van toepassing nadat de stukken zijn gefourneerd voor arrest, maar pas nadat de termijn voor het indienen van een reactie op de conclusie van de Procureur-Generaal is verstreken. Faillietverklaring vóór dat moment leidt daarom tot schorsing van rechtswege van een procedure die de voldoening van een verbintenis uit de boedel ten doel heeft (art. 29 Fw) en brengt mee dat schorsing van een procedure met een ander doel kan worden verzocht teneinde de curator op te roepen (art. 2728 Fw).  (meer…)

HR 21 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:679 (mr. Dulack q.q./verweerster)

De regel dat op de professionele kredietverlener die een borgtochtovereenkomst aangaat met een particulier een mededelingsplicht rust omtrent de risico’s van de borgstelling, geldt niet voor de faillissementscurator die in het kader van het beheer en de vereffening van de faillissementsboedel(s) een particuliere borgtochtovereenkomst aangaat ter afwikkeling van een geschil over de onttrekking van gelden aan de boedel(s). (meer…)

HR 7 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:524 (X/Stichting Bedrijfstakpensioenfonds over de weg en Stichting Opleidings- en ontwikkelingsfonds beroepsgoederenvervoer over de weg en verhuur van mobiele kranen)

Nu een verstekvonnis wordt gewezen zonder dat de gedaagde is gehoord, kan in het kader van de toetsing of summierlijk is gebleken van het vorderingsrecht van de aanvrager van een faillissement (art. 6 lid 3 Fw) de juistheid van dat verstekvonnis niet zonder meer uitgangspunt zijn indien daartegen verzet is ingesteld of nog kan worden ingesteld. Dat geldt met name indien de veroordeelde gemotiveerd stelt dat en waarom het vonnis in de verzetprocedure geen stand zal houden in verband met feiten en omstandigheden waarmee in dat vonnis geen rekening is gehouden, omdat deze niet ter kennis van de rechter waren gebracht. (meer…)

HR 14 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:319 (mr. Feenstra q.q./ING Bank)

Art. 54 Fw staat er niet aan in de weg dat een pandhouder (bank) die met de pandgever een afwijkende executoriale wijze van verkoop in de zin van art. 3:251 lid 2 BW is overeengekomen, de op een bij haar aangehouden rekening-courant van de pandgever bijgeschreven executieopbrengst “verrekent” met (een deel van) de schuld die de pandgever aan haar heeft, ook niet indien de pandhouder niet te goeder trouw is in de zin van art. 54 Fw. (meer…)

HR 14 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:336 (X / Slough Estate Mainland B.V.)

Nu het hoger beroep tegen de afwijzing van het verzoek tot faillietverklaring tijdig was ingetrokken, van welke intrekking het hof kennis had behoren te nemen, was geen plaats voor een faillietverklaring. De wet biedt geen grond voor een veroordeling van de Staat in de proceskosten, nu de Staat niet in de procedure is betrokken. (meer…)

HR 24 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:153 (Sansto c.s./mr. Reiziger q.q.)

(1) De bewijslast ten aanzien van de vraag of sprake is geweest van kennelijk onbehoorlijk bestuur en of dit een belangrijke oorzaak van het faillissement is geweest, rust ingevolge art. 150 Rv op de curator. (2) Voor aansprakelijkheid op grond van kennelijk onbehoorlijk bestuur is onvoldoende dat dit een voorwaarde is geweest voor het faillissement. 3. Een beroep in rechte op een vernietigingsgrond als geregeld in art. 3:51 lid 3 BW, is vormloos. (meer…)

Cassatieblog.nl