Selecteer een pagina

Dossier: Proces- en beslagrecht


HR 25 november 2022, ECLI:NL:HR:2022:1740

(i) Uit art. 14 van het Vriendschapsverdrag tussen Colombia en Nederland volgt niet dat van een partij zonder woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland geen zekerheidsstelling kan worden verlangd voor de proceskosten en schadevergoeding waarin hij veroordeeld zou kunnen worden.
(ii) De rechter kan bepalen welke vorm van zekerheid in elk geval voldoet aan de eisen van art. 6:51 lid 2 BW. Als de betreffende partij een andere vorm van zekerheid stelt of aanbiedt, moet de rechter onderzoeken of die vorm van zekerheid in overeenstemming is met de eisen van art. 6:51 lid 2 BW. (meer…)

HR 25 november 2022, ECLI:NL:HR:2022:1725

Als in een (onderhandse) akte naast een schuldbekentenis – en de akte niet met de hand is geschreven of niet is voorzien van een goedschrift in de zin van art. 158 lid 1 Rv – ook een of meer andere verklaringen van diezelfde partij zijn opgenomen, heeft op grond van art. 158 lid 1 Rv alleen de schuldbekentenis vrije bewijskracht. De overige verklaringen hebben op grond van art. 157 lid 2 Rv dwingende bewijskracht tussen partijen. (meer…)

HR 16 december 2022 ECLI:NL:HR:2022:1873 (Marba / Salling)

De beslissing tot het verlenen van een akte niet-dienen heeft vaak verstrekkende gevolgen. De rechter kan worden gevraagd om van die beslissing terug te komen. Maar welke maatstaf moet de rechter bij de beoordeling van zo’n verzoek hanteren? In 2015 heeft de Hoge Raad hiervoor een strenge maatstaf geformuleerd. Daar komt de Hoge Raad nu van terug. In dit Cassatievlog bespreekt Maartje Möhring in drie minuten het arrest van de Hoge Raad.

Cassatievlog #042 is ook als podcast beschikbaar.

 

HR 14 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1447

(i) Het hof had de kosten van het deskundigenbericht niet op voet van art. 237 Rv volledig voor rekening van eiser mogen brengen zonder in te gaan op het gemotiveerde verweer dat deze kosten bovenmatig of onnodig waren.
(ii) De devolutieve werking van het hoger beroep brengt mee dat het hof in had moeten gaan op de stellingen van verweerder in eerste aanleg over een afwijkende ingangsdatum van de prijswijziging.  (meer…)

HR 2 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1813

Deze zaak draait om een werkneemster die aansprakelijk is gesteld voor schade toegebracht aan een bedrijf dat is gelieerd aan haar werkgever. De Hoge Raad oordeelt dat de verhoogde aansprakelijkheidsdrempel van art. 7:661 lid 1 BW ook geldt in de rechtsverhouding tussen een werknemer en vennootschappen bij wie deze niet in dienst is, maar die wel gelieerd zijn aan zijn werkgever en waarvoor hij bovendien af en toe werkzaamheden verricht. Daarnaast oordeelt de Hoge Raad dat het hof niet afdoende heeft gemotiveerd dat de stellingen van de werkgever ter onderbouwing van de vordering onvoldoende concreet zijn. Ten slotte heeft het hof het bewijsaanbod van de werkgever op onjuiste en ontoereikende gronden verworpen. (meer…)

Hoge Raad 2 december 2022 ECLI:NLHR:2022:1804 (Hoch Capital / Verweerster)

In dit vlog bespreekt Gijsbrecht Nieuwland de eerste uitspraak van de Hoge Raad over het Europees bankbeslag. In deze uitspraak gaat het over de procedure tot intrekking van een bevel voor het leggen van een conservatoir bankbeslag. Centraal staat de vraag of ex tunc dan wel ex nunc moet worden getoetst of voldaan is aan de eisen voor verlening van zo’n bevel.

 

Cassatievlog #040 is ook als podcast beschikbaar.

Cassatieblog.nl