Dossier: Verbintenissenrecht


HR 15 maart 2024, ECLI:NL:HR:2024:429

Voor de beoordeling of een verbintenis deelbaar of ondeelbaar is als bedoeld in art. 2:334t leden 2 en 3 BW is uitsluitend beslissend de aard van de prestatie waartoe partijen op grond van de verbintenis verplicht dan wel gerechtigd zijn. Een verbintenis kan niet contractueel ondeelbaar worden gemaakt voor de toepassing van art. 2:334t BW.
Of een beroep op een rentebeding in geldleningsovereenkomst ten opzichte van andere deelgenoten bij verdeling van notarieel executiedepot naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, moet worden beoordeeld op grond van de omstandigheden die betrekking hebben op de relatie tussen de entiteit die zich op het rentebeding beroept en de andere deelgenoten. Het gaat daarbij niet om de omstandigheden die zich hebben voorgedaan ten tijde van het sluiten van de geldleningsovereenkomst. (meer…)

HR 1 maart 2024, ECLI:NL:HR:2024:299

In dit arrest staat ter discussie of het hof de grenzen van de rechtsstrijd heeft miskend door de toewijzing van een subsidiaire vordering door de rechtbank te bekrachtigen op de grondslag van de primaire vordering. De Hoge Raad beslist dat dit niet het geval is. De Hoge Raad legt het dictum van het hof uit tegen de achtergrond van de overwegingen van het hof. (meer…)

1 maart 2024 ECLI:NL:HR:2024:298

Hobo Holding vorderde in deze zaak een verklaring voor recht en schadevergoeding, vanwege het opzeggen van een financieringsovereenkomst door de Rabobank. Het hof wees die vorderingen toe, zowel voor Hobo als voor haar rechtsvoorgangsters. Het hof is niet ingegaan op het verweer van de Rabobank dat voor toewijzing van de vorderingen van de rechtsvoorgangers geen plaats is. De Hoge Raad vernietigt het arrest en doet de zaak zelf af. Hidde Volberda bespreekt het arrest van de Hoge Raad in 3 minuten.

Cassatievlog #090 is ook als podcast beschikbaar.

HR 9 februari 2024 ECLI:NL:HR:2024:208

Als een aandelenkoop wordt vernietigd wegens een wilsgebrek, brengt de enkele omstandigheid dat de verkoper de aandelen al heeft overgedragen aan de koper nog niet mee dat de gevolgen van de overeenkomst bezwaarlijk ongedaan kunnen worden gemaakt als bedoeld in art. 3:53 lid 2 BW. Bovendien is het enkele feit dat een partij wordt benadeeld door de vernietiging onvoldoende grond om de regeling voor onbillijke bevoordeling uit art. 3:53 lid 2 BW toe te passen. Giel Wind bespreekt dit arrest.

Cassatievlog #089 is ook als podcast beschikbaar

HR 16 februari 2024, ECLI:NL:HR:2024:258

Er is geen reden om bedingen die de verzekeraar inroept om uitkering geheel of ten dele te weigeren, op voorhand te onderscheiden in bedingen waarbij een beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid niet kan slagen (dat was bij primaire dekkingsomschrijvingen zo) en bedingen waarbij dat onder omstandigheden wel kan (dat was bij preventiegarantievoorwaarden het geval). De Hoge Raad laat dit onderscheid los. Bij beantwoording van de vraag of een beroep op een beding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, hoeft bij verzekeringsovereenkomsten geen andere benadering te worden gevolgd dan bij andere overeenkomsten. (meer…)

Cassatieblog.nl