Selecteer een pagina

HR 16 september 2011,  ECLI:NL:HR:2011:BQ8732 (SNS Bank/Mr. Pasman q.q.)

Wanneer bij een automatische incasso tijdig gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid tot stornering door de debiteur of diens bank, leidt dit tot een boekhoudkundige correctie (en niet tot een terugbetaling) van zowel de creditering als de debitering. Gebruikmaking van de bevoegdheid tot stornering door de bank van de debiteur levert slechts in bijzondere omstandigheden misbruik van bevoegdheid op. Niet uitgesloten is echter dat stornering door de bank ná faillissement van de debiteur onrechtmatig is jegens de gezamenlijke schuldeisers van de failliete debiteur.

In het betalingsverkeer wordt op ruime schaal gebruik gemaakt van automatische incasso’s. Een automatische incasso vindt plaats doordat de crediteur (incassant), op grond van een door de debiteur (geïncasseerde) verleende machtiging, opdracht geeft tot betaling. Die opdracht leidt – zoals de naam automatische incasso al aangeeft – ertoe dat de bankrekening van de geïncasseerde automatisch wordt gedebiteerd met het door de incassant opgegeven bedrag. Als tegenwicht voor deze automatische uitvoering van de betalingsopdracht, is in de toepasselijke incassovoorwaarden doorgaans bepaald dat zowel de geïncasseerde als diens bank het recht hebben om de betaling binnen een bepaalde termijn (meestal dertig dagen) ongedaan te laten maken (“storneren”). Als belangrijkste reden waarom niet alleen de geïncasseerde maar ook diens bank een eigen bevoegdheid tot stornering heeft, wordt in de literatuur meestal genoemd dat bij een automatische incasso niet van tevoren wordt gecontroleerd of daardoor de kredietlimiet van de geïncasseerde bij zijn bank wordt overschreden. Door te storneren kan de bank voorkomen dat een automatische incasso leidt tot een te hoge debetstand van de geïncasseerde.

In deze zaak waren kort vóór het faillissement van Vetrans B.V. een aantal automatische incasso’s afgeschreven van de bankrekening van Vetrans. Ná het faillissement (en binnen de termijn van dertig dagen) maakte de Bank gebruik van haar storneringsbevoegdheid. Op zichzelf hadden de incasso’s echter niet ertoe geleid dat de kredietlimiet van Vetrans bij de Bank was overschreden. De curator van Vetrans vordert daarom in deze procedure terugbetaling van de gestorneerde bedragen door de Bank, aangezien de stornering volgens hem onrechtmatig is geweest jegens de gezamenlijke schuldeisers van Vetrans.

Het hof had de vordering van de curator gehonoreerd. Volgens het hof is de storneringsbevoegdheid van de Bank bedoeld voor de situatie dat door een automatische incasso de kredietlimiet van de geïncasseerde wordt overschreden. Die situatie deed zich in dit geval niet voor. De Bank had daarom volgens het hof misbruik gemaakt van haar bevoegdheid tot stornering, en daarmee tevens onrechtmatig gehandeld.

In cassatie sneuvelt dit oordeel van het hof. De Hoge Raad is van oordeel dat voor het aannemen van misbruik van de storneringsbevoegdheid door de Bank onvoldoende is dat door de uitvoering van een automatische incasso de kredietruime van de geïncasseerde niet wordt overschreden:

“Daarbij is van belang dat de storneringsbevoegdheid algemeen is geformuleerd en niet is beperkt tot de situatie dat het rekeningsaldo of de kredietruimte van de schuldenaar/geïncasseerde onvoldoende is voor de door automatische incasso te verrichten betaling. Voorts moet in aanmerking worden genomen (…) dat aan het stelsel van automatische incasso, dat een belangrijke rol in het betalingsverkeer vervult, afbreuk zou worden gedaan indien zowel de debiteur als diens bank niet ervan kunnen uitgaan dat een binnen de termijn verlangde terugboeking zonder meer wordt uitgevoerd. De schuldenaar en zijn bank mogen bij gebruikmaking van die bevoegdheid in beginsel ook hun eigen belang behartigen. Het voorgaande sluit weliswaar niet uit dat een bank, gelet op de bijzondere omstandigheden van het geval, misbruik kan maken van haar storneringsbevoegdheid en daardoor onrechtmatig kan handelen jegens de schuldenaar (en in geval van zijn faillissement: jegens de boedel), maar daartoe is de enkele door het hof vastgestelde omstandigheid dat in dit geval de kredietruimte van Vetrans bij SNS Bank door uitvoering van de automatische incasso’s niet werd overschreden, onvoldoende.”

Voor het oordeel dat sprake is van misbruik van haar storneringsbevoegdheid door de Bank zijn dus bijkomende, “bijzondere” omstandigheden vereist. De Hoge Raad geeft daarbij overigens niet aan, op wat voor soort omstandigheden hij hier het oog heeft. Mogelijk valt een aanwijzing daarvoor te vinden in de opvolgende rechtsoverweging (r.o. 5.3). Hierin gaat de Hoge Raad in op de klacht van de Bank dat misbruik van de storneringsbevoegdheid door de Bank hooguit een normschending jegens de incassanten zou kunnen opleveren, en niet jegens de gezamenlijke schuldeisers van de geïncasseerde. Deze klacht acht de Hoge Raad ongegrond:

“Niet uitgesloten is dat een bank die na het intreden van het faillissement van de schuldenaar/geïncasseerde gebruik maakt van haar storneringsbevoegdheid ter zake van voor het faillissement verrichte automatische incasso’s, gelet op de in aanmerking te nemen belangen (ook) jegens de gezamenlijke schuldeisers van de gefailleerde schuldenaar misbruik van haar bevoegdheid maakt en derhalve (ook) jegens hen onrechtmatig handelt.”

Bedoelt de Hoge Raad hier nu mee dat de omstandigheid dat stornering plaatsvindt ná faillissement (waarvan de Bank normaal gesproken ook op de hoogte zal zijn), een bijzondere omstandigheid is die kan meebrengen dat de stornering misbruik van bevoegdheid oplevert en ook jegens de gezamenlijke schuldeisers onrechtmatig is? Of is de Hoge Raad van oordeel dat bij de vraag of stornering na faillissement jegens de gezamenlijke schuldeisers onrechtmatig is, hoe dan ook een ander beoordelingskader geldt dan bij de vraag of die stornering misbruik van bevoegdheid is? Voor een bevestigende beantwoording van die laatste vraag pleit dat het hier in feite gaat om twee verschillende rechtsverhoudingen: de “misbruikvraag” speelt vooral in de contractuele verhouding van de Bank tot de andere partijen bij de incasso (incassanten en geïncasseerde); de onrechtmatigheidsvraag speelt jegens de gezamenlijke schuldeisers. De Hoge Raad spreekt in r.o. 5.3 ook niet meer van het vereist zijn van “bijzondere omstandigheden”. Anderzijds verwijst hij in deze overweging wel naar “misbruik van bevoegdheid”, en lijkt hij dus op zijn eerdere overweging over de reikwijdte van de storneringsbevoegdheid van de Bank voort te bouwen. Al met al zijn er op dit punt voor de rechter na verwijzing dus nog wel wat interessante vragen te beantwoorden.

In het incidentele beroep van de curator komt nog een andere vraag aan de orde, namelijk wat het rechtskarakter is van de storneringen door de Bank. Leiden deze tot een verplichting tot terugbetaling door de incassanten aan Vetrans (via de Bank, zodat daarop in faillissement de verrekeningsregeling van art. 53 F van toepassing is)? Of gaat het bij een stornering alleen om een administratieve correctie? In zijn arrest van 3 december 2004, ECLI:NL:HR:2004:AR1943, had de Hoge Raad al geoordeeld dat het terugdraaien van de creditering die na een automatische incasso heeft plaatsgevonden, uitsluitend een boekhoudkundige correctie is. In dat geval was echter in de toepasselijke incassovoorwaarden uitdrukkelijk bepaald dat de creditering plaatsvond onder ontbindende voorwaarde van stornering binnen de termijn. In deze zaak was in de toepasselijke (oude) incassovoorwaarden niet opgenomen dat voor de debitering van de automatische incasso eenzelfde ontbindende voorwaarde geldt. Dat maakt volgens de Hoge Raad geen verschil. De stornering van een automatische incasso leidt ook aan de zijde van de geïncasseerde uitsluitend tot een boekhoudkundige correctie, doordat de debitering van zijn rekening weer ongedaan wordt gemaakt.

De curator is in cassatie bijgestaan door de auteur.

Cassatieblog.nl

Share This