Onderzoeksbevoegdheid Algemene Rekenkamer Curaçao

Onderzoeksbevoegdheid Algemene Rekenkamer Curaçao

HR 19 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1999

De reikwijdte van de onderzoeksbevoegdheden van de Algemene Rekenkamer van Curaçao is bij private ondernemingen, waarbij het beheer van het geld van het Land Curaçao zijdelings is betrokken,  beperkt tot de informatieplicht die op deze onderneming rust. Een onderzoek naar het beleid van een onderneming  valt niet onder die bevoegdheid.  Lees meer…

Te snel investeren vormt een risico voor beoordelende instellingen

Te snel investeren vormt een risico voor beoordelende instellingen

HR 19 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1973 (EnergyClaim/Staat)

De Hoge Raad heeft in het arrest EnergyClaim/Staat beslist over de vordering van EnergyClaim tot schadevergoeding onder meer wegens het onjuist implementeren van een Europese Richtlijn (Richtlijn 2002/91/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende de energieprestatie van gebouwen, PbEG 2003, L 1/65 (EPB-richtlijn)) op het terrein van energieprestatie-certificaten). Lees meer…

De vrijheid van de Raad voor de Kinderbescherming en het Openbaar Ministerie

De vrijheid van de Raad voor de Kinderbescherming en het Openbaar Ministerie

19 oktober 2018 ECLI:NL:HR:2018:1976

In het licht van de vrijheid die de Raad voor de Kinderbescherming als deskundige toekomt is een onderzoek niet onzorgvuldig op de enkele grond dat dit ook op andere wijze, of met meer of andere middelen, had kunnen worden uitgevoerd. Waar het, bij een verwijt als de moeder de Raad in deze aansprakelijkheidsprocedure maakt, op aankomt is of de Raad heeft mogen menen zich met de uit zijn onderzoek verkregen informatie een verantwoord oordeel te kunnen vormen over hetgeen het belang van het kind vergt. Lees meer…

De belanghebbende bij de stichting: nauwe betrokkenheid volstaat

De belanghebbende bij de stichting: nauwe betrokkenheid volstaat

HR 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1900

Zonder nadere motivering valt niet in te zien dat de door het hof in aanmerking genomen omstandigheden onvoldoende zijn om verzoeker bij het beleid van de stichting als belanghebbende in zin van art. 2:298 lid 1 BW, art. 2:299 BW en art. 2:21 lid 4 BW te kunnen aanmerken. Aan de omstandigheid dat  verzoeker geen bestuurder van de stichting is, komt geen beslissende betekenis toe. Evenmin speelt bij de beoordeling van de ontvankelijkheid een rol dat de gevraagde voorzieningen zwaar ingrijpen in de governance van de stichting.  Lees meer…

Volledige transitievergoeding bij ontslag wegens ziekte kort voor het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd

Volledige transitievergoeding bij ontslag wegens ziekte kort voor het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd

HR 5 oktober 2018 ECLI:NL:HR:2018:1845

Werknemers van wie de arbeidsovereenkomst wordt opgezegd wegens twee jaren van ziekte hebben recht op een volledige transitievergoeding. Dit geldt ook als de werknemer ten tijde van het ontslag bijna pensioengerechtigd is. De toekenning van een (volledige) transitievergoeding kan echter ook in dergelijke gevallen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn.    Lees meer…

Maatstaf beoordeling opvolgend werkgeverschap bij werkgeverswisseling vóór 1 juli 2015

Maatstaf beoordeling opvolgend werkgeverschap bij werkgeverswisseling vóór 1 juli 2015

HR 12 oktober 2018 ECLI:NL:HR:2018:1909

Werkgeverswisselingen die hebben plaatsgevonden vóór 1 juli 2015 moeten in het kader van transitievergoeding (ook) worden beoordeeld aan de hand van de (Van Tuinen/Wolters-)maatstaf die tot 1 juli 2015 gold voor het aannemen van opvolgend werkgeverschap in de zin van art. 7:668a lid 2 (oud) BW (de ketenregeling). De Hoge Raad bevestigt met dit oordeel zijn eerdere rechtspraak.  Lees meer…

Bedrijfsgeheimen: wanneer is voldoende aannemelijk gemaakt voor inzage?

Bedrijfsgeheimen: wanneer is voldoende aannemelijk gemaakt voor inzage?

HR 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1775 (Organik/Dow)

1. De maatstaf uit AIB/Novisem en Synthon/Astellas voor het aannemen van het bestaan van een rechtsbetrekking als bedoeld in art. 1019a Rv in verbinding met art. 843a Rv leent zich ook voor toepassing op een rechtsbetrekking die voortvloeit uit het onrechtmatig verkrijgen en gebruiken van bedrijfsgeheimen. Dat betekent dat ook in dat geval degene die inzage, afgifte of uittreksel van bewijsmateriaal verlangt, zodanige feiten en omstandigheden dient te stellen en met reeds voorhanden bewijsmateriaal dient te onderbouwen, dat voldoende aannemelijk is dat bedrijfsgeheimen onrechtmatig zijn verkregen en gebruikt.
2. Met ‘de hoofdzaak’ in art. 1019c lid 2 Rv is de procedure bedoeld waarin vorderingen gebaseerd op de gestelde onrechtmatige inbreuk geldend worden gemaakt, zoals een verbods- of schadeprocedure.
3. De gedetailleerde beschrijving van art. 1019b/1019d Rv is ook toelaatbaar in niet-IE-gevallen die voldoende gelijkenis vertonen met gevallen waarop de regeling van art. 1019 e.v. Rv van toepassing is, zoals bij de schending van bedrijfsgeheimen.

Lees meer…

Relevantie van afwijkend acceptatiebeleid

Relevantie van afwijkend acceptatiebeleid

HR 5 oktober 2018 ECLI:NL:HR:2018:1841

Relevantie van afwijkend acceptatiebeleid

De verzekeraar die een acceptatiebeleid hanteert dat afwijkt van dat van een redelijk handelend verzekeraar, kan zich daarop alleen ten nadele van de verzekeringnemer beroepen als hij aantoont dat de verzekeringnemer bij het aangaan van de verzekeringsovereenkomst wist of behoorde te begrijpen welk acceptatiebeleid de verzekeraar hanteerde. Alleen dan kon de verzekeringnemer immers de relevantie van de niet-medegedeelde feiten of omstandigheden binnen dat acceptatiebeleid overzien. Lees meer…

Maatstaf beoordeling opvolgend werkgeverschap bij werkgeverswisseling vóór 1 juli 2015

De verplichting uit art. 7:686a lid 6 BW geldt niet als de rechter alleen transitievergoeding toekent aan de werknemer

HR 28 september 2018 ECLI:NL:HR:2018:1812

De verplichting voor de rechter om degene die ontbinding verzoekt gelegenheid te geven tot intrekking van het ontbindingsverzoek (art. 7:686a lid 6 BW) geldt uitsluitend indien een van de in art. 7:671b BW en art. 7:671c BW bedoelde vergoedingen wordt toegekend aan de verwerende partij. Die verplichting geldt derhalve niet in het geval waarin de rechter de werkgever niet veroordeelt tot betaling van een billijke vergoeding, maar wel tot betaling van de transitievergoeding. Het is de rechter in een dergelijk geval echter wel toegestaan de verzoeker de gelegenheid te geven zijn verzoek in te trekken, wat de rechter bijvoorbeeld kan doen door het geven van een voorwaardelijke beslissing waarbij de voorwaarde inhoudt dat het ontbindingsverzoek niet voor een bepaalde datum wordt ingetrokken. De rechter mag de voorwaardelijke beslissing echter niet ambtshalve geven, maar slechts indien deze beslissing is gevorderd of verzocht, dan wel in de vordering of het verzoek besloten ligt. Lees meer…

Archief

Cassatieblog.nl