

Overgangsbepaling bij wijziging art. 70 Sr niet van invloed op verjaring recht van executie straf ex art. 76 Sr
HR 23 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1146
De termijn van verjaring van de executie van een straf (art. 76 Sr) is verbonden met verjaring van het recht om tot strafvervolging over te gaan art. 70 Sr). De overgangsbepaling uit 1989 bij een wijziging van art. 70 Sr is echter niet van invloed op termijn van art. 76 Sr. Lees meer…

Zwarighedenprocedure over verdeling nalatenschap
HR 23 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1137
1. Voor de waardering van het perceel is niet van belang dat dit ten tijde van het eindarrest niet meer tot de onverdeeldheid behoorde; 2. Het hof is buiten de grenzen van de rechtsstrijd getreden door ambtshalve te oordelen dat verschuldigdheid van rente naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Lees meer…

Hof treedt buiten de grenzen van de rechtsstrijd door de feitelijke grondslag van een vordering aan te vullen
HR 14 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1357
Het staat de rechter niet vrij zijn beslissing te baseren op rechtsgronden of verweren die weliswaar zouden kunnen worden afgeleid uit in het geding gebleken feiten en omstandigheden, maar die door de desbetreffende partij niet aan haar vordering ten grondslag zijn gelegd. Lees meer…

Geen onderzoek merkbaarheid bij besluit met mededingingsbeperkende strekking
HR 14 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1354 (SGD, KNMvD / AGIB)
De Hoge Raad laat het voorlopig oordeel van het hof dat sprake is van een besluit van een ondernemersvereniging met mededingingsbeperkende strekking in stand. Wanneer de strekking van het besluit mededingingsbeperkend is, hoeft niet meer onderzocht te worden of de gevolgen de mededinging beperken. Ook een onderzoek naar de merkbaarheid van de mededingingsbeperking is dan niet nodig. Lees meer…

Wanneer verjaart de vordering op een rechtspersoon die na faillissement is opgehouden te bestaan?
HR 30 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1182 (Eiser/Rabobank)
Art. 2:23c lid 2 BW jo. art. 3:320 BW geeft een regel voor het tijdstip waarop een verjaringstermijn van een vordering op een rechtspersoon eindigt nadat die rechtspersoon is opgehouden te bestaan. Die regel veronderstelt dat een lopende verjaringstermijn in elk geval niet afloopt zolang de vereffening van de rechtspersoon niet is heropend ex art. 2:23c lid 1 BW. Dit brengt mee dat (i) heropening van de vereffening geen vereiste is voor het (voort)lopen van de verjaringstermijn dat (ii) een verjaringstermijn van een vordering op een niet meer bestaande rechtspersoon niet behoeft te worden gestuit gedurende de periode dat die rechtspersoon niet meer bestaat. Lees meer…

Schijn van volmachtverlening: risicobeginsel niet van toepassing wanneer verklaringen en gedragingen slechts zijn toe te rekenen aan een derde
HR 14 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1356
Het risicobeginsel bij onbevoegde vertegenwoordiging gaat niet zo ver dat het vertrouwen op de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid uitsluitend op verklaringen of gedragingen van een onbevoegde vertegenwoordiger kan worden gebaseerd. Hetzelfde geldt ten aanzien van verklaringen en gedragingen die slechts kunnen worden toegerekend aan een bij het opstellen van een akte betrokken notaris. Lees meer…

Voldoende zwaarwegende grond nodig voor opzegging exploitatieovereenkomst muziek
HR 7 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1270 (Nanada/Golden Earring)
Hoewel art. 25e Auteurswet in de onderhavige zaak niet van toepassing is, moet in het licht van de uit de totstandkomingsgeschiedenis van dit artikel blijkende maatschappelijke opvattingen worden aanvaard dat, gelet op de aard en strekking van een exploitatieovereenkomst als de onderhavige, voor opzegging in beginsel een voldoende zwaarwegende grond nodig is. Dit vereiste verliest echter aan gewicht naarmate een exploitatieovereenkomst langere tijd heeft geduurd en investeringen kunnen zijn terugverdiend. Lees meer…

Mondeling verzoek tot wijziging partneralimentatie over het hoofd gezien
HR 14 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1350
Het hof heeft de bij de mondelinge behandeling van het verzoek tot nihil stelling van de partneralimentatie ten onrechte de minder verstrekkende stelling van de man, dat de behoeftigheid van de vrouw is afgenomen, over het hoofd gezien. Lees meer…

Beantwoording prejudiciële vragen over de situatie van meerdere gedaagden waarin de één wel verschijnt en de anderen niet: verstekvonnis of vonnis op tegenspraak?
HR 7 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1274
De Hoge Raad beantwoordt prejudiciële vragen over art. 140 Rv. In het geval als in de onderhavige procedure, waarin drie partijen zijn gedagvaard, waarvan twee partijen niet zijn verschenen en de zaak van de wel verschenen partij na intrekking van de eis is doorgehaald, moet het door de rechtbank ten aanzien van de niet verschenen gedaagden gewezen vonnis worden aangemerkt als een verstekvonnis, waartegen het rechtsmiddel van verzet openstaat. Lees meer…

Belang van derde bij overeenkomst – wanprestatie geen noodzakelijke voorwaarde voor aansprakelijkheid jegens derde
HR 14 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1355
Nadat een overeenkomst is aangegaan staat het een contractspartij niet onder alle omstandigheden vrij belangen van derden bij een behoorlijke nakoming van de overeenkomst te verwaarlozen. Bepalend is of de aangesproken partij haar verklaringen en gedragingen ter zake van de overeenkomst waarbij zij partij is mede diende te laten bepalen door de belangen van de betrokken derde. Niet is dus mede vereist dat de aangesproken partij is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst waarbij zij partij is en waarmee de belangen van die derde verbonden zijn. Lees meer…