Selecteer een pagina
De verzettermijn na tenuitvoerlegging van een verstekvonnis in geval van derdenbeslag

De verzettermijn na tenuitvoerlegging van een verstekvonnis in geval van derdenbeslag

HR 5 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2629 (Morning Star/Republiek Gabon)

De aanname dat iemand in ieder geval op de hoogte geraakt van een verstekvonnis in geval van tenuitvoerlegging geldt niet indien de tenuitvoerlegging van een verstekvonnis geschiedt door uitbetaling van hetgeen een derde in het kader van een onder hem gelegd beslag heeft verklaard aan de veroordeelde verschuldigd te zijn, terwijl achteraf blijkt dat die derde in het geheel niets aan de veroordeelde verschuldigd was. Nu in een dergelijk geval de mogelijkheid bestaat dat de verzettermijn is verstreken voordat de veroordeelde met het verstekvonnis bekend is geraakt, is toepassing van art. 143 lid 3 in verbinding met art. 144 Rv alsdan niet gerechtvaardigd. Lees meer…

Hoge Raad verduidelijkt Spaanse Villa-arrest

Hoge Raad verduidelijkt Spaanse Villa-arrest

HR 5 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2628

In geval van onrechtmatig handelen bij de taakvervulling als bestuurder van een vennootschap, is deze bestuurder slechts persoonlijk aansprakelijk voor de schade die de wederpartij lijdt ten gevolge van wanprestatie of een onrechtmatige daad van de vennootschap als die bestuurder ter zake van de benadeling persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Lees meer…

Maatstaf beoordeling verzoek deskundigenbenoeming bij oplegging jeugdbeschermingsmaatregel

Maatstaf beoordeling verzoek deskundigenbenoeming bij oplegging jeugdbeschermingsmaatregel

HR 5 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2632 (X/De Raad voor de Kinderbescherming)

Een voldoende concreet en terzake dienend verzoek tot toepassing van art. 810a lid 2 Rv, dat feiten en omstandigheden bevat die zich lenen voor een onderzoek door een deskundige, zal in beginsel moeten worden toegewezen indien de rechter geen feiten of omstandigheden aanwezig oordeelt op grond waarvan moet worden aangenomen dat toewijzing van het verzoek strijdig is met het belang van het kind. Lees meer…

Onmiddellijke voorzieningen in het enquêterecht

Onmiddellijke voorzieningen in het enquêterecht

HR 11 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1651 en ECLI:NL:HR:2014:1652 (Novero)

(1) Voor het al dan niet treffen van onmiddellijke voorzieningen ex art. 2:349a BW geldt geen ander beoordelingskader indien nog geen onderzoeker is benoemd (maar wel reeds een onderzoek is bevolen). (2) Indien de OK een tijdelijke bestuurder of commissaris heeft benoemd, is het niet aan de OK, maar aan die tijdelijke bestuurder of commissaris om binnen de grenzen van zijn taken en bevoegdheden te beoordelen of bepaalde maatregelen binnen of door de rechtspersoon moeten worden getroffen. Lees meer…

Art. 13 Zorgverzekeringswet en het hinderpaalcriterium

Art. 13 Zorgverzekeringswet en het hinderpaalcriterium

HR 11 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1646 (CZ/Stichting Momentum)

Art. 13 lid 1 Zorgverzekeringswet moet aldus worden uitgelegd, dat de door de zorgverzekeraar in het geval van een naturapolis te bepalen vergoeding voor de kosten van niet-gecontracteerde zorgaanbieders niet zo laag mag zijn dat die daardoor voor de verzekerde een feitelijke hinderpaal zou vormen om zich tot een niet-gecontracteerde zorgaanbieder van zijn keuze te wenden. Dat dit ‘hinderpaalcriterium’ niet als een eis van Unierecht uit het arrest Müller-Fauré (HvJEU 13 mei 2003, C-359/99) kan worden afgeleid, noch volgt uit de Richtlijn patiëntenrechten, doet daaraan niet af. Tot het thans aanhangige voorstel tot wijziging van art. 13 Zvw zijn beslag heeft gekregen, maakt het hinderpaalcriterium nog deel uit van art. 13 lid 1 Zvw. Lees meer…

Toepassing maatstaf art. 203 Fw

Toepassing maatstaf art. 203 Fw

HR 11 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1630

Voor de beantwoording van de vraag, of van voorrang als bedoeld in art. 203 Fw sprake is indien de schuldeiser zich beroept op een voorrangsrecht naar buitenlands recht, moet – gelet op het doel en de strekking van art. 203 Fw – worden beoordeeld of dat recht naar dat buitenlandse recht een voorrangspositie oplevert en of de aan dat recht te ontlenen voorrangspositie naar inhoud of strekking kan worden gelijkgesteld met een Nederlands voorrangsrecht. Lees meer…

Eisen steunvordering en reikwijdte ‘Nebula’

Eisen steunvordering en reikwijdte ‘Nebula’

HR 11 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1681

Voor kwalificatie als steunvordering is voldoende dat een vordering ter verificatie kan worden ingediend. Een toekomstige vordering kan niet als steunvordering dienen. Hetzelfde geldt voor de verplichting om huurgenot te verschaffen op grond van een lopende huurovereenkomst, zolang de huurder het huurgenot heeft. Reikwijdte Nebula-arrest (HR 3 november 2006, NJ 2007/155). Lees meer…

Verweermiddelenregel bij samenloop WAM-verzekeringen in geval van uitkering aan benadeelden (art. 6 WAM) i.p.v. aan verzekerde

Verweermiddelenregel bij samenloop WAM-verzekeringen in geval van uitkering aan benadeelden (art. 6 WAM) i.p.v. aan verzekerde

HR 11 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1678 (Goudse Schadeverzekeringen/Aegon Schadeverzekeringen)

In geval van verzekeringsrechtelijke samenloop kan de voor verhaal aangesproken verzekeraar (art. 7:961 lid 3 BW) aan de verhaalzoekende verzekeraar, in weerwil van een door deze verzekeraar gehanteerde harde “na-u”-clausule, tegenwerpen dat hij jegens zijn verzekerde niet tot dekking gehouden is vanwege een geslaagd beroep op verzwijging. Hij kan dit verweer ook tegenwerpen wanneer de verhaalzoekende verzekeraar niet aan de verzekerde, maar – uit hoofde van art. 6 WAM – rechtstreeks aan de benadeelden heeft uitgekeerd, jegens wie de aangesproken verzekeraar ingevolge art. 11 WAM geen beroep op de verzwijging kan doen. Lees meer…

Goed werkgeverschap en verhaal van niet-verzekerde schade op werknemer

Goed werkgeverschap en verhaal van niet-verzekerde schade op werknemer

HR 11 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1629 (APG Algemene Pensioen Groep N.V./X)

De eis van goed werkgeverschap van art. 7:611 BW brengt mee dat een werkgever niet-verzekerde schade aan een leaseauto van meer dan geringe omvang niet op de werknemer kan verhalen indien deze schade wel gedekt zou zijn bij een gebruikelijke verzekering die alleen geen dekking biedt bij opzet of roekeloosheid. Deze regel lijdt uitzondering als de werkgever de werknemer zelf heeft laten kiezen tussen, aan de ene kant, een volledige verzekering en, aan de andere kant, een beperkte verzekering met de mogelijkheid van verhaal door de werkgever op de werknemer van niet door die verzekering gedekte schade, en de werknemer ondubbelzinnig heeft gekozen voor de beperkte verzekering. Lees meer…

De verzettermijn na tenuitvoerlegging van een verstekvonnis in geval van derdenbeslag

In onteigeningsgeding tegen overleden eigenaar moet derde voor aanvang procedure worden benoemd

HR 27 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1537 (X/Gemeente Hoogeveen)

Als in een onteigeningsprocedure de in het Koninklijk Besluit vermelde eigenaar is overleden, dient ingevolge art. 20 Onteigeningswet (Ow) voorafgaand aan het uitbrengen van een dagvaarding een derde te zijn benoemd tegen wie de procedure kan worden gevoerd. Hangende de procedure kan geen derde meer worden benoemd. Niet naleving van dit procedurele voorschrift leidt tot niet-ontvankelijkverklaring van de onteigenaar. Lees meer…

Archief

Cassatieblog.nl