Selecteer een pagina
Einde schuldeisersverzuim door zuivering pas zodra schuldenaar redelijkerwijs weer tot nakoming in staat is

Einde schuldeisersverzuim door zuivering pas zodra schuldenaar redelijkerwijs weer tot nakoming in staat is

HR 11 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1643 (Sepeba/Rito)

Indien de schuldenaar, nadat de in verzuim verkerende schuldeiser zich alsnog tot medewerking aan de nakoming bereid heeft verklaard, zijn prestatie niet aanstonds kan verrichten maar daarvoor redelijkerwijs nog enige voorbereidingstijd nodig heeft, eindigen de gevolgen van het schuldeisersverzuim pas zodra de schuldenaar redelijkerwijs weer tot nakoming in staat is. Lees meer…

Verschoonbare overschrijding appeltermijn wegens verzuim rechtbank

Verschoonbare overschrijding appeltermijn wegens verzuim rechtbank

HR 11 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1682

Slechts onder bijzondere omstandigheden kan een uitzondering worden gemaakt op het uitgangspunt dat aan beroepstermijnen strikt de hand moet worden gehouden. Deze schuldsaneringszaak betrof een geval waarin (i) verzoeker in eerste aanleg niet werd bijgestaan door een advocaat en (ii) niet bleek dat hem de precieze dag van de uitspraak was medegedeeld, had het Hof behoren te onderzoeken of de uitspraak van de rechtbank als gevolg van een niet aan verzoeker toe te rekenen fout of verzuim pas na afloop van de termijn voor het instellen van hoger beroep aan hem is toegezonden of verstrekt. Lees meer…

Skûtsje-schipper als vervoerder aansprakelijk, ongeacht of reiziger partij is bij vervoerovereenkomst

Skûtsje-schipper als vervoerder aansprakelijk, ongeacht of reiziger partij is bij vervoerovereenkomst

HR 11 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1628

Voor de toepasselijkheid van art. 8:974 BW is niet vereist dat de reiziger die schadevergoeding vordert zelf met de vervoerder heeft gecontracteerd. De verjaring van de vordering die is gegrond op art. 8:974 BW is geregeld in art. 8:1751 BW; art. 8:1780 BW is daarop niet van toepassing. Lees meer…

Onrechtmatige bewijsgaring door derde impliceert nog geen onrechtmatig verkregen bewijs door procespartij

Onrechtmatige bewijsgaring door derde impliceert nog geen onrechtmatig verkregen bewijs door procespartij

HR 11 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1632

De omstandigheid dat bewijsmateriaal op onrechtmatige wijze is verkregen door een ander dan de procespartij die het wil gebruiken, brengt nog niet mee dat dit materiaal ook door die procespartij onrechtmatig is verkregen. Overigens geldt niet als algemene regel dat de rechter op onrechtmatig verkregen bewijs geen acht mag slaan. Lees meer…

Doorwerking contractueel beding in samenhangende rechtsverhouding: specifieke motivering vereist

Doorwerking contractueel beding in samenhangende rechtsverhouding: specifieke motivering vereist

HR 11 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1627 (Eneco Holding / Stichting Ronde van Nederland)

Nu als uitgangspunt heeft te gelden dat een overeenkomst alleen partijen bindt, dient het oordeel dat een contractueel beding doorwerkt in een daarmee samenhangende rechtsverhouding specifiek te zijn gemotiveerd. Bij de beoordeling van de rechtsverhouding tussen partijen die niet in een contractuele verhouding tot elkaar staan, kan betekenis worden toegekend aan de feitelijk economische samenhang die bestaat tussen overeenkomsten waarbij zij wél partij zijn. Dit betekent echter niet dat de enkele omstandigheid dat een zodanige samenhang bestaat, steeds van belang is voor de beoordeling van de rechtsverhouding tussen de daarbij betrokken partijen. Lees meer…

Civielrechtelijke toetsing uitlevering bij gestelde foltering door toedoen van functionarissen verzoekende staat

Civielrechtelijke toetsing uitlevering bij gestelde foltering door toedoen van functionarissen verzoekende staat

HR 11 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1680 (Staat/Verweerder)

Indien in een geding voor de burgerlijke rechter de opgeëiste persoon aanvoert dat hij door of mede door toedoen van functionarissen van de verzoekende staat is gefolterd in verband met de zaak waarvoor zijn uitlevering wordt gevraagd, kan op de Staat, indien de desbetreffende stellingen van de opgeëiste persoon voldoende klemmend en aannemelijk zijn, de verplichting rusten nader onderzoek te doen naar de juistheid daarvan. Lees meer…

Verplichting NV tot inkoop eigen aandelen behoeft geen statutaire grondslag

Verplichting NV tot inkoop eigen aandelen behoeft geen statutaire grondslag

HR 11 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1679 (Clay Hill c.s./Unilever)

De verkrijging van eigen aandelen door een NV is, ter bescherming van haar schuldeisers, aan wettelijke beperkingen onderworpen. De statuten kunnen de verkrijging van eigen aandelen door een NV uitsluiten of beperken, maar de wet bepaalt niet dat een verplichting van de NV tot inkoop van aandelen een statutaire grondslag behoeft. Lees meer…

Inning van verzekeringspremie voor niet-bestaand risico maakt dekkingsweigering niet onaanvaardbaar

Inning van verzekeringspremie voor niet-bestaand risico maakt dekkingsweigering niet onaanvaardbaar

HR 26 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1558 (Eiseressen/Aegon)

Een verzekeraar die premie heeft geïnd voor een risico dat achteraf bezien niet heeft bestaan, kan ingevolge art. 7:938 BW gehouden zijn tot premierestitutie. De enkele inning van premie noopt evenwel niet tot de conclusie dat de verzekeraar op grond van art. 6:248 lid 2 BW dekking moet verlenen voor schade als gevolg van niet-verzekerde activiteiten. Lees meer…

Heffing kansspelbelasting voor kansspelautomaten is op niveau van de regelgeving niet in strijd met art. 1 Eerste Protocol

Heffing kansspelbelasting voor kansspelautomaten is op niveau van de regelgeving niet in strijd met art. 1 Eerste Protocol

HR 27 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1523 (Staatssecretaris van Financiën/belanghebbende)

De Hoge Raad oordeelt dat geen sprake is van discriminatie bij de heffing van kansspelbelasting voor kansspelautomaten. Ook is met de invoering van kansspelbelasting voor kansspelautomaten het vereiste van een redelijke en proportionele verhouding (‘fair balance’) op het niveau van de regelgeving niet geschonden. De vraag of de onderhavige wetswijziging, hoewel deze op het niveau van de regelgeving niet heeft geleid tot een schending van artikel 1 Eerste Protocol, heeft geleid tot een individuele en buitensporige last in het geval van belanghebbende, moet na verwijzing nog worden beoordeeld. Lees meer…

Archief

Cassatieblog.nl