Het executiegeschil en de verjaring van dwangsommen

Het executiegeschil en de verjaring van dwangsommen

HR 20 december 2024, ECLI:NL:HR:2024:1904

Voor dwangsommen geldt een korte verjaringstermijn van zes maanden. Die termijn wordt gestuit door het instellen van een eis of een andere daad van rechtsvervolging die in de vereiste vorm geschiedt. Daarvan is in beginsel geen sprake als een dwangsomschuldenaar ter zake van de dwangsommen een executiegeschil aanhangig maakt. Een vonnis waarbij op dit executiegeschil wordt beslist, is ook niet een uitspraak zoals bedoeld in art. 3:324 lid 1 BW en maakt niet dat de daar genoemde verjaringstermijn van twintig jaar op de dwangsommen van toepassing is.

Lees meer…

Cassatievlog #124 | Prejudiciële vragen over gezichtspunt ‘ondernemerschap’ bij kwalificatie arbeidsovereenkomst

Cassatievlog #124 | Prejudiciële vragen over gezichtspunt ‘ondernemerschap’ bij kwalificatie arbeidsovereenkomst

Hoge Raad 21 februari 2025  ECLI:NL:HR:2025:319

In zijn Deliveroo-arrest heeft de Hoge Raad negen omstandigheden gegeven die van belang kunnen zijn bij de beantwoording van de vraag of een overeenkomst moet worden aangemerkt als een arbeidsovereenkomst. Het hof heeft in deze zaak tussen FNV en Uber prejudiciële vragen gesteld over het belang van de omstandigheid ‘ondernemerschap’ binnen dit toetsingskader. Hoe beantwoordt de Hoge Raad de eerste prejudiciële vraag? Dat bespreekt Hidde Volberda in dit vlog.

Hof mocht niet zonder nader partijdebat terugkomen op bindende eindbeslissing uit tussenarrest

Hof mocht niet zonder nader partijdebat terugkomen op bindende eindbeslissing uit tussenarrest

Cassatieblog HR 14 februari 2025, ECLI:NL:HR:2025:258 (eiser/Gemeente Montfoort)

Bij het wijzen van zijn eindarrest was het hof in beginsel gebonden aan zijn in zijn tussenarrest uitdrukkelijk en zonder voorbehoud gegeven beslissing over de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten. Wel stond het het hof vrij om – nadat partijen de gelegenheid hadden gekregen zich daarover uit te laten – deze bindende eindbeslissing te heroverwegen om te voorkomen dat het uitspraak zou doen op een feitelijk of juridisch onjuiste grondslag. Lees meer…

Cassatievlog #123 | Terugkomen van bindende eindbeslissing

Cassatievlog #123 | Terugkomen van bindende eindbeslissing

Hoge Raad 14 februari 2025, ECLI:NL:HR:2025:258

In deze zaak bevestigt de Hoge Raad nog eens dat de rechter in beginsel alleen mag terugkomen van een bindende eindbeslissing in een tussenuitspraak nadat partijen in de gelegenheid zijn gesteld zich uit te laten over een voornemen daartoe. Als de rechter meent dat plaats is voor een uitzondering op die regel, moet hij motiveren waarom dat zo is. Gijsbrecht Nieuwland bespreekt de uitspraak.

Kwalificatie van afspraak tot voortgezet gebruik van huurwoning na overlijden

Kwalificatie van afspraak tot voortgezet gebruik van huurwoning na overlijden

HR  31 januari 2025, ECLI:NL:HR:2025:167 (kinderen / Stichting Portaal)

Als de overeengekomen rechten en verplichtingen voldoen aan de wettelijke omschrijving van een huurovereenkomst, moet de overeenkomst ook als zodanig worden aangemerkt. Dit kan anders zijn wanneer de overeenkomst in de gegeven omstandigheden in het geheel beschouwd toch niet als huurovereenkomst moet worden aangemerkt. Daarbij is van belang voor welke situatie partijen een regeling hebben willen treffen en of een kwalificatie anders dan een huurovereenkomst zich in die situatie verdraagt met het dwingendrechtelijke beschermingsregime voor de huur van woonruimte. Lees meer…

Kennisclip Hoger beroep #15: Uitvoerbaarheid bij voorraad en schorsing

Kennisclip Hoger beroep #15: Uitvoerbaarheid bij voorraad en schorsing

Kennisclip Hoger beroep #15: Uitvoerbaarheid bij voorraad en schorsing

In hoger beroep kan worden gevorderd dat de uitspraak in eerste aanleg alsnog uitvoerbaar bij voorraad is. Ook het omgekeerde is mogelijk: de uitvoerbaarheid bij voorraad kan geschorst worden. In deze kennisclip gaat Jerre de Jong in op deze mogelijkheden. Hij bespreekt daarbij de verschillende wegen die partijen kunnen bewandelen, van een afzonderlijk kort geding tot een vordering tot zekerheidstelling.

Benieuwd naar meer? Klik de link en bekijk de 17-delige serie Kennisclips Hoger Beroep op ons YouTube kanaal.

Het verschoningsrecht van de bedrijfsarts

Het verschoningsrecht van de bedrijfsarts

HR 31 januari 2025, ECLI:NL:HR:2025:162

1)  Bij verwijzing naar een meervoudige kamer voor beslissing over een beroep op verschoningsrecht, moeten partijen (waaronder de getuige die het beroep doet) de mogelijkheid hebben om een mondelinge behandeling te vragen ten overstaan van die meervoudige kamer.
2) Dat de bedrijfsarts op grond van de Arbeidsomstandighedenwet medische informatie met de werkgever mag delen, is beperkt tot gegevens die noodzakelijk zijn voor verzuimbegeleiding en re-integratie.
3) Het functioneel verschoningsrecht geldt ook wanneer degene die door de geheimhouding wordt beschermd, de verschoningsgerechtigde ontslaat van geheimhouding.

Lees meer…

Cassatievlog #122 | Ontzenuwen onvoldoende bij bewijsvermoeden klokkenluiders

Cassatievlog #122 | Ontzenuwen onvoldoende bij bewijsvermoeden klokkenluiders

Hoge Raad 7 februari 2025, ECLI:NL:HR:2025:190

Bij benadeling van een klokkenluider wordt vermoed dat die benadeling het gevolg is van de klokkenluidersmelding. Hoe moet dit vermoeden weerlegd worden? Hoeft het vermoeden ‘slechts’ ontzenuwd te worden, of moet het tegendeel aangetoond worden? Giel Wind bespreekt de eerste uitspraak die de Hoge Raad doet over de Wet bescherming klokkenluiders.

Cassatievlog #122 is ook in podcast vorm beschikbaar. Beluister hier de podcast of via uw favoriete podcastkanaal.

Universiteit mocht extra opleidingskosten niet in rekening brengen aan studenten

Universiteit mocht extra opleidingskosten niet in rekening brengen aan studenten

HR 31 januari 2025, ECLI:NL:HR:2025:165 (eisers/Erasmus Universiteit Rotterdam)

De Erasmus Universiteit Rotterdam (hierna: EUR) had de oud-studenten moeten mededelen dat het bij de tweejarige parttimemaster bedrijfskunde (hierna: master) om een bekostigde studie ging, dat het op grond van de Wet op het Hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (hierna: WHW) niet was toegestaan om bedragen boven het reguliere collegegeld in rekening te brengen en dat er goedkopere alternatieven waren. De WHW laat slechts in specifieke gevallen toe dat instellingen voor een bekostigde opleiding extra kosten aan studenten in rekening brengen naast de in art. 7.43-7.49 WHW bedoelde bedragen. De Inspectie heeft in haar rapport geconcludeerd dat de kosten die de EUR voor de master aan de oud-studenten in rekening heeft gebracht in strijd zijn met art. 7.34 en 7.50 lid 1 WHW. In het licht hiervan is het oordeel van het hof dat er geen grondslag is voor de toewijzing van een verklaring voor recht dat de EUR jegens de oud-studenten onrechtmatig heeft gehandeld onbegrijpelijk. Lees meer…

Archief

Cassatieblog.nl