Cassatievlog #060 | Het gezag van gewijsde, de devolutieve werking en tegenstrijdige beslissingen
Hoge Raad 26 mei 2023, ECLI:NL:HR:2023:784
Hoe verhouden de devolutieve werking en het gezag van gewijsde zich tot elkaar? Moet het hof de devolutieve werking ook toepassen als dat kan leiden tot een beslissing die tegenstrijdig is met een beslissing van de rechtbank die gezag van gewijsde heeft? Maartje Möhring bespreekt in drie minuten het arrest waarin de Hoge Raad antwoord geeft op deze vragen, én terugkomt van zijn eerdere rechtspraak (F/KSN).
Cassatievlog #060 is ook als podcast beschikbaar.
Werkingssfeer van cao’s revisited
HR 2 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:847
Bij de beantwoording van de vraag of werknemers onder de werkingssfeer van een algemeen verbindend verklaarde cao vallen preciseert de Hoge Raad het Unis-arrest in die zin dat als niet kan worden vastgesteld op welke werkzaamheden de overeengekomen arbeidsuren zien, moet worden onderzocht aan welke werkzaamheden die uren feitelijk worden besteed. Verder beslist de Hoge Raad dat de werkgever in dit geval aanknopingspunten moet bieden voor de onderbouwing door het pensioenfonds van zijn stellingen en dat een uitleg van een cao waarbij bepaalde werkzaamheden niet onder enige cao vallen niet voor de hand ligt. Lees meer…
Verrekening van voor- en nadelen in onteigening en de premie uit handen breken
Cassatieblog HR 24 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:456 (81 RO), ECLI:NL:HR:2023:458, ECLI:NL:HR:2023:459, en ECLI:NL:HR:2023:472 (Gemeente Rotterdam / appartementseigenaren)
De omstandigheid dat de onteigende voorafgaand aan de peildatum geen schadebeperkende maatregelen behoeft te treffen, doet er niet aan af dat bij de vaststelling van de schadeloosstelling voordelen verrekend kunnen worden met nadelen. Lees meer…
Schending hoor en wederhoor bij verwijt van verduistering
HR 2 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:846
Het hof heeft geoordeeld dat eiser het verwijt heeft ontkracht dat hij activa aan zijn vennootschap heeft onttrokken middels een bepaalde leningconstructie. Het heeft vervolgens geoordeeld dat eiser echter heeft nagelaten uit te leggen hoe een overgelegde productie anders moet worden begrepen dan dat hij het betreffende bedrag op andere wijze in eigen zak heeft gestoken. Schending van hoor en wederhoor doordat het hof eiser niet in de gelegenheid heeft gesteld zich daarover uit te laten. Lees meer…
Cassatievlog #059 | Voldoende bepaaldheid van digitale bescheiden
Hoge Raad 2 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:830
In dit vlog bespreekt Hidde Volberda een arrest van de Hoge Raad waarin de de vraag of sprake is van ‘voldoende bepaalde bescheiden’ in de zin van art. 843a Rv centraal staat. Eisers vorderen namelijk inzage in de bescheiden van verweerder (een oud werknemer van het bedrijf van eisers), omdat hij betrokken zou zijn geweest bij een lastercampagne gericht tegen dat bedrijf. Op verschillende digitale bescheiden van verweerder is bewijsbeslag gelegd. Onder het beslag vallen alle digitale bescheiden waarin een van de in het beslagrekest genoemde zoekterm wordt genoemd. De vraag is of daarmee nog sprake is van ‘voldoende bepaalde bescheiden’ in de zin van art. 843a Rv.
Cassatievlog #059 is ook als podcast beschikbaar.
Een dienstverrichter in de zin van de Dienstenrichtlijn en de bijbehorende informatieverplichtingen
HR 2 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:835
(i) Groothandel is een dienst in de zin van de Dienstenrichtlijn. De toepasselijkheid van de Dienstenrichtlijn is daarbij niet afhankelijk van de in het specifieke geval verrichte activiteiten.
(ii) Of informatie gemakkelijk elektronisch toegankelijk is als bedoeld in art. 6:230c, aanhef en onder 3, BW, hangt af van de omstandigheden van het concrete geval. Als de informatie zonder noemenswaardige inspanning gevonden kan worden gevonden op of via de website waarnaar is verwezen, moet worden aangenomen dat de informatie gemakkelijk elektronisch toegankelijk is. Lees meer…
Huur of bruikleen van een woning?
HR 2 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:828
Gelet op de wettelijke omschrijvingen van enerzijds huur (art. 7:201 lid 1 BW) en anderzijds bruikleen (art. 7A:1777 BW) is voor de beantwoording van de vraag of de overeenkomst in deze zaak, op grond waarvan de gemeente een woning in gebruik heeft gegeven, moet worden aangemerkt als huur of bruikleen relevant of de vergoeding die de bewoonster betaalde is aan te merken als tegenprestatie in de zin van art. 7:201 lid 1 BW. Onbegrijpelijk oordeel van het hof dat dit het geval was. Lees meer…
Bewijs van beweerdelijke internetstoring
HR 26 mei 2023, ECLI:NL:HR:2023:776
Een termijnoverschrijding kan verschoonbaar zijn als deze is veroorzaakt door een verstoring, zoals een stroom- of internetstoring. De rechter moet gelegenheid bieden om een dergelijke verstoring en de niet-toerekenbaarheid daarvan te onderbouwen. Daarbij geldt dat het in de praktijk niet steeds mogelijk zal zijn om direct bij de indiening van het stuk of het bericht nadat de verstoring is verholpen, de oorzaak en de niet-toerekenbaarheid van de verstoring te onderbouwen. Lees meer…
Uitleg van het begrip ‘slaapdienst’ in de Cao Sociaal Werk
HR 26 mei 2023, ECLI:NL:HR:2023:790
Nu de cao in ieder geval voor een deel van de voor de vordering relevante periode algemeen verbindend is verklaard (avv), is sprake van recht in de zin van art. 79 RO. De Hoge Raad toetst ’s hofs uitleg van deze cao op juistheid en concludeert dat de uitleg onjuist is. Lees meer…
De hinderpaal van art. 13 lid 1 Zvw: voor de derde keer in cassatie
HR 9 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1789
(i) Het hinderpaalcriterium ligt nog steeds besloten in art. 13 lid 1 Zvw; (ii) Het criterium is niet in strijd met Richtlijn Solvabiliteit II; (iii) Zorgverzekeraars mogen hun gewogen gemiddeld gecontracteerde tarief als uitgangspunt nemen voor de vergoeding voor niet-gecontracteerde zorg. Zij zijn niet gehouden om het feitelijk gehanteerde tarief als uitgangspunt te hanteren; (iv) Zorgverzekeraars mogen als uitgangspunt een generiek kortingspercentage toepassen op het uitgangstarief voor de vergoeding. Na toepassing van een dergelijke korting kan de vergoeding voor de modale zorggebruiker evenwel in voorkomende gevallen een feitelijke hinderpaal opleveren. Of dit zo is, moet worden beoordeeld aan de hand van concrete feiten en omstandigheden, waaronder met name de hoogte van de kosten van de desbetreffende zorgvorm; (v) De vraag of sprake is van een feitelijke hinderpaal doet zich voor op het moment dat de verzekerde voor de keuze staat of hij gebruik wil maken van een niet-gecontracteerde zorgaanbieder. Als op dat moment duidelijk is dat de verzekerde een beroep kan doen op een hardheidsclausule en/of de zorgaanbieder de kosten (deels) voor zijn rekening neemt, moeten die omstandigheden worden betrokken bij de beoordeling of sprake is van een hinderpaal. Lees meer…