Wvggz: geen nawerking – aansluitende zorgmachtiging moet (kunnen) aansluiten
Hoge Raad 4 juni 2021 ECLI:NL:HR:2021:818
De rechtbank heeft op het verzoek om een aansluitende zorgmachtiging voor de duur van een jaar beslist nadat de geldigheidsduur van de eerdere zorgmachtiging was verstreken, terwijl de officier van justitie zijn verzoek om deze vervolgmachtiging niet had ingediend uiterlijk vier weken voordat de lopende machtiging verstreek. Aldus was geen sprake van aansluiting en kon de vervolgmachtiging niet worden verleend voor de duur van twaalf maanden. Lees meer…
Voor ontslag op de e-grond is niet vereist dat dit het laatste redmiddel is
HR 28 mei 2021, ECLI:NL:HR:2021:781
Voor een ontslag op de e-grond is niet vereist dat dit het laatste redmiddel is, in die zin dat een ontslag alleen mogelijk zou zijn als de werkgever met minder ingrijpende middelen niet kan volstaan. Voor een dergelijke opvatting biedt noch de tekst van de wet, noch de wetsgeschiedenis een aanknopingspunt. Lees meer…
Dwangsomveroordeling vereist termijn voor nakoming
HR 28 mei 2021, ECLI:NL:HR:2021:792
Het hof heeft ten onrechte geen termijn voor nakoming van een tweetal veroordelingen bepaald en ook niet op de voet van art. 611a lid 4 Rv bepaald dat de veroordeelde partij pas na verloop van een zekere termijn een dwangsom zal verbeuren. Voor een geldige dwangsomveroordeling is dat vereist. Lees meer…
Over niet-toegestane betalingstransacties vanaf een bankrekening
HR 21 mei 2021, ECLI:NL:HR:2021:749
De omstandigheid dat betaalopdrachten zijn verleend in de juiste vorm en procedure en dat de betaaldienstverlener de transacties heeft geauthenticeerd, staat niet eraan in de weg dat deze betalingstransacties worden aangemerkt als niet toegestaan. De betaaldienstgebruiker heeft de verplichting om de betaaldienstverlener “onverwijld” in kennis te stellen van verlies, diefstal of onrechtmatig gebruik van het betaalinstrument of van het niet-toegestane gebruik ervan. Met “onverwijld” wordt bedoeld dat die mededelingsverplichting aanvangt op het moment dat hij (subjectieve) bekendheid heeft met de niet-toegestane betalingstransactie. Hiervan kan niet ten nadele van de consument-betaaldienstgebruiker worden afgeweken. Lees meer…
Mogelijke precedentwerking vormt geen voldoende belang bij een vordering tot voeging
HR 21 mei 2021, ECLI:NL:HR:2021:750
In een mogelijke precedentwerking van een uitspraak is niet reeds een voldoende belang gelegen bij een vordering tot voeging. Dit geldt ook als sprake is van sterk op elkaar gelijkende vorderingen of feitencomplexen tussen deels dezelfde partijen. Lees meer…
Zekerheidstelling voor proceskosten in cassatie
HR 23 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:651
De Hoge Raad heeft beslist dat zekerheidstelling voor proceskosten alleen mogelijk is in de lopende instantie en dus niet voor onbetaald gebleven proceskosten in eerdere instanties. In deze zaak wijst de Hoge Raad de gevorderde zekerheidstelling voor proceskosten in cassatie toe.
Rechterswissel tussen pleidooi en uitspraak
Hoge Raad 7 mei 2021 ECLI:NL:HR:2021:700
Ingevolge vaste rechtspraak dienen, ingeval van een rechterswisseling in de periode tussen een mondelinge behandeling en de daaropvolgende uitspraak, partijen daarover voorafgaand aan de uitspraak te worden ingelicht, onder opgave van de reden(en) voor de vervanging en de beoogde uitspraakdatum, en dienen zij in de gelegenheid te worden gesteld een nadere mondelinge behandeling te verzoeken ten overstaan van de rechter(s) door wie de uitspraak zal worden gewezen. Lees meer…
De aard en ernst van de dringende reden van het ontslag op staande voet
HR 16 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:596
In deze zaak herhaalt de Hoge Raad de maatstaf die geldt bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een dringende reden voor een ontslag op staande voet. Het hof heeft die maatstaf miskend, door een voor de beoordeling van aard en ernst van de dringende reden relevante omstandigheid niet bij zijn beslissing te betrekken. Lees meer…
Uitleg van een distributieovereenkomst aan de hand van het Unierecht
HR 30 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:667
(i) Dat bij de uitleg van een distributieovereenkomst door de rechter gebruik wordt gemaakt van een arrest dat deel uitmaakt van het Unierechtelijke mededingingsrecht, kan niet gelijk worden gesteld aan het oordeel dat het Unierechtelijke mededingingsrecht van toepassing is.
(ii) Of objectief gezien noodzaak bestaat tot reorganisatie van het volledige distributienet of van een wezenlijk deel daarvan, moet door de rechter worden beoordeeld aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval en staat niet ter discretie van de leverancier. Dit is een autonome Unierechtelijke beoordelingsmaatstaf. Lees meer…
Privé-opnames vennoot vallen onder derdenbeslag
HR 23 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:640
Privé-opnames die een vennoot doet ten laste van zijn v.o.f. kunnen vallen onder een eerder gelegd derdenbeslag in de zin van art. 475 Rv. Lees meer…