Hoge Raad stelt prejudiciële vragen over de positie van werknemers bij een door pre-pack voorbereide overgang van een onderneming
HR 29 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:954
Eerder kondigde de Hoge Raad aan prejudiciële vragen te stellen. Naar aanleiding van de opmerkingen van partijen vult hij de beide prejudiciële vragen aan. Lees meer…
Vervallen auteursrecht blijft vervallen
HR 17 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:750 (Montis/Goossens)
Het schrappen van het vereiste van de instandhoudingsverklaring (art. 21 lid 3 (oud) BTMW) uit de wet per 1 december 2003, heeft niet tot gevolg dat het auteursrecht op een werk van toegepaste kunst dat voor 1 december 2003 is vervallen wegens het niet tijdig afleggen van een instandhoudingsverklaring, herleeft. Lees meer…
Uitzondering op tweeconclusieregel bij verdeling huwelijksgemeenschap
HR 5 juni 2020 ECLI:NL:HR:2020:1015
Geen schending tweeconclusieregel omdat de feiten waarop het hof zijn oordeel heeft gebaseerd geïntimeerde eerst vlak voor de mondelinge behandeling bekend werden. Reikwijdte gezag van gewijsde. Lees meer…
Het toepasselijke recht op een arbeidsovereenkomst met grensoverschrijdend karakter
HR 29 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:958
Het hof heeft verzuimd om voldoende kenbaar in zijn beoordeling te betrekken enkele van de factoren en omstandigheden waaraan bij de toepassing van de uitzonderingsbepaling van art. 8 lid 4 Rome I-verordening belangrijke betekenis toekomt en waarmee de rechter rekening moet houden. Lees meer…
Toepassing van de devolutieve werking bij bestuurdersaansprakelijkheid
HR 29 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:984
De geïntimeerde, bestuurder van een vennootschap, heeft geen memorie van antwoord genomen. Op grond van de devolutieve werking moeten zijn stellingen uit de eerste aanleg echter worden betrokken bij de beoordeling van de pas bij grieven uitgewerkte grondslag voor bestuurdersaansprakelijkheid. Hetzelfde geldt voor de stellingen van de bestuurder bij pleidooi in hoger beroep, nu deze een nadere uitwerking of precisering zijn van die stellingen in eerste aanleg. Lees meer…
Exploot van oproepingsbericht betekend aan onjuist adres
HR 24 april 2020 ECLI:NL:HR:2020:803
Nu het exploot van oproeping is betekend aan verweerders onder 2 op het adres aan de [a-straat 2] te Amsterdam terwijl in de procesinleiding als adres van verweerders onder 2 is vermeld [a-straat 1] te Amsterdam, moet ervan worden uitgegaan dat het exploot niet aan het juiste adres is betekend. Aannemelijk is dat het exploot verweerders onder 2 niet heeft bereikt als gevolg van betekening op een onjuist adres, zodat is voldaan aan het bepaalde in art. 121 lid 3 Rv. Dit brengt mee dat de nietigheid van het exploot dient te worden uitgesproken. Lees meer…
De reikwijdte van art. 810a lid 2 Rv – mogelijkheid contra-expertise
HR 29 mei 2020 ECLI:NL:HR:2020:961
Uitgangspunt is dat een ouder om onderzoek kan vragen indien een door of in opdracht van de Raad voor de Kinderbescherming of de gecertificeerde instelling opgesteld onderzoeksrapport voorhanden is. Daarop zijn uitzonderingen. Lees meer…
Jaarverslag HR 2019
Het jaarverslag van de Hoge Raad over 2019 is gepubliceerd. In de algemene inleiding op het jaarverslag wordt er onder meer op gewezen dat de Hoge Raad rechtsontwikkeling en rechtseenheid als een van zijn primaire taken is gaan zien. De Hoge Raad vindt het belangrijk om midden in de samenleven te staan, zichtbaar, kenbaar en herkenbaar en daarom wordt er veel aandacht besteed aan communicatie met de samenleving. In het jaarverslag wordt daarnaast een aantal door de Hoge Raad gewezen arresten besproken die een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de rechtsontwikkeling in Nederland. Lees meer…
Aanvangstijdstip van de verjaring van een regresvordering tussen verzekeraars
HR 15 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:889
(i) Een regresvordering uit hoofde van art. 7:961 lid 3 BW ontstaat op het moment dat een verzekeraar de schade van de verzekerde vergoedt voor meer dan zijn deel.
(ii) Een regresvordering uit hoofde van art. 7:961 lid 3 BW kan worden beschouwd als een rechtsvordering tot vergoeding van schade in de zin van art. 3:310 lid 1 BW.
(iii) De verjaringstermijn van art. 3:310 lid 1 BW vangt voor iedere afzonderlijke regresvordering aan op de dag volgend die waarop de desbetreffende regresvordering is ontstaan en opeisbaar is geworden. Lees meer…
Uitleg en toepassing van het begrip ‘bodem’ in de zin van artikel 22 lid 3 Invorderingswet
HR 24 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:798
Uit deze Curaçaose zaak blijkt dat bij de uitleg en toepassing van artikel 8 Landsverordening Dwanginvordering op grond van het concordantiebeginsel moet worden aangesloten bij de uitleg en toepassing van het Nederlandse art. 22 lid 3 Invorderingswet 1990 en de daarop betrekking hebbende rechtspraak. De Hoge Raad oordeelt dat de door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie gegeven uitleg aan artikel 8 Landsverordening Dwanginvordering in het licht van hetgeen door partijen in feitelijke instanties is aangevoerd zonder nadere motivering onbegrijpelijk is. Lees meer…