Exclusieve rechtsmacht bij beslag op zeeschip

Exclusieve rechtsmacht bij beslag op zeeschip

HR 17 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1280 (V Marine Fuels/Dexhon Shipping)

art. 5 Beslagverdrag kent exclusieve rechtsmacht toe aan de rechter binnen wiens rechtsgebied het scheepsbeslag is gelegd – in dit geval de Marokkaanse rechter – om dat scheepsbeslag op te heffen tegen het stellen van zekerheid en om de teruggave van die zekerheid te gelasten. Indien sprake is van exclusieve rechtsmacht van de Marokkaanse rechter voor opheffing en teruggave, wordt die rechtsmacht op onaanvaardbare wijze doorkruist indien de rechter van een andere verdragsstaat – in dit geval de Nederlandse rechter – rechtsmacht zou aannemen voor een vordering als hier door Dexhon c.s. is ingesteld. Lees meer…

Maatstaf aannemen rechtsbetrekking (art. 843a RV) in niet-IE-zaken

Maatstaf aannemen rechtsbetrekking (art. 843a RV) in niet-IE-zaken

HR 10 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1251

Ook buiten het terrein van inbreuk op intellectuele eigendomsrechten en het onrechtmatig verkrijgen en gebruiken van bedrijfsgeheimen heeft als maatstaf voor de beoordeling van een vordering op de voet van art. 843a Rv te gelden dat het bestaan van de rechtsbetrekking waarop de vordering ziet, voldoende aannemelijk moet zijn. Lees meer…

Beroep op niet-ontvankelijkheid van een gefailleerde moet voor het einde van het faillissement worden gedaan

Beroep op niet-ontvankelijkheid van een gefailleerde moet voor het einde van het faillissement worden gedaan

HR 10 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1243

Op grond van art. 23 Fw verliest een schuldenaar door faillietverklaring van rechtswege de beschikking en het beheer over zijn vermogen. In faillissement kan de schuldenaar nog wel in rechte optreden, maar een verweerder kan in dat geval op grond van art. 23 en art. 25 lid 1 Fw een beroep doen op de niet-ontvankelijkheid van de schuldenaar. Dat beroep moet voor het einde van het faillissement worden gedaan. Daarna komt verweerder geen beroep meer toe op niet-ontvankelijkheid van de schuldenaar. Lees meer…

Verlenging van de verjaringstermijn van een vordering op een rechtspersoon die na vereffening in faillissement is opgehouden te bestaan

Verlenging van de verjaringstermijn van een vordering op een rechtspersoon die na vereffening in faillissement is opgehouden te bestaan

HR 17 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1310

Wanneer een rechtspersoon na faillietverklaring door insolventie is ontbonden en na vereffening van zijn vermogen in faillissement is opgehouden te bestaan, bestaat gedurende het tijdvak waarin de rechtspersoon is opgehouden te bestaan een grond voor verlenging van de verjaringstermijn als bedoeld in art. 3:320 BW. Lees meer…

Advocaat maakt beroepsfout door vordering te laten verjaren

Advocaat maakt beroepsfout door vordering te laten verjaren

HR 17 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1308

Door een vordering van een cliënt te laten verjaren, heeft de advocaat in de onderhavige zaak een beroepsfout gemaakt. De cliënt vordert een schadevergoeding als gevolg van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst van opdracht. In cassatie staat de bewijslastverdeling ter discussie. Lees meer…

Inzet van meer dan één rechter-plaatsvervanger in een meervoudige kamer is niet in strijd met de beginselen van een behoorlijke rechtspleging

Inzet van meer dan één rechter-plaatsvervanger in een meervoudige kamer is niet in strijd met de beginselen van een behoorlijke rechtspleging

HR 17 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1312

Rechters-plaatsvervangers kunnen, als rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast, door het bestuur van het gerecht worden opgeroepen voor de behandeling en beslissing van zaken. De wet stelt geen beperkingen aan het aantal rechters-plaatsvervangers in de bezetting van een meervoudige kamer. Lees meer…

Samenlopende vorderingsrechten op vof en vennoot, en het stuiten daarvan

Samenlopende vorderingsrechten op vof en vennoot, en het stuiten daarvan

HR 17 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1315

Een schuldeiser van een vof kan zijn vordering zowel geldend maken tegen de gezamenlijke vennoten (‘tegen de vof’) als tegen iedere vennoot afzonderlijk. De crediteur heeft daarmee jegens iedere vennoot twee samenlopende vorderingsrechten: één jegens de vof en één jegens de vennoot persoonlijk. Deze samenlopende vorderingsrechten verjaren afzonderlijk. Een aan de vof gerichte en door de vof ontvangen stuitingsverklaring, wordt geacht ook de individuele vennoten te hebben bereikt. In het algemeen zullen de individuele vennoten zo’n stuitingsverklaring óók moeten begrijpen als een stuiting van de samenlopende vorderingen jegens ieder van hen persoonlijk. Dat is alleen in bijzondere omstandigheden anders. Lees meer…

Archief

Cassatieblog.nl