De Wvggz en de strafrechter

De Wvggz en de strafrechter

HR 9 april 2021 ECLI:NL:HR:2021:534

Indien de rechter ambtshalve toepassing van art. 2.3 lid 1 van de Wet forensische zorg (Wfz) overweegt, dient hij op grond van art. 5:19 lid 2 Wvggz de officier van justitie te verzoeken een zorgmachtiging voor te bereiden. De officier van justitie dient aan een dergelijk verzoek gehoor te geven teneinde de rechter in staat te stellen te beoordelen of aan de criteria voor het afgeven van een zorgmachtiging wordt voldaan.  Lees meer…

Niet-tijdig beslissen leidt niet automatisch tot aansprakelijkheid, ook niet in geval van een inspanningsverplichting

Niet-tijdig beslissen leidt niet automatisch tot aansprakelijkheid, ook niet in geval van een inspanningsverplichting

HR 5 maart 2021, ECLI:NL:HR:2021:339 (eiseres/Venray)

In een overeenkomst tussen een gemeente en een ontwikkelaar stond een inspanningsverplichting voor de gemeente om binnen de wettelijke beslistermijnen een bouwvergunning af te handelen. Op grond van onrechtmatige daad is een overheid niet zonder meer aansprakelijk voor schade die voortvloeit uit een overschrijding van die termijnen: daarvoor zijn bijkomende omstandigheden nodig. Het hof kwam bij de uitleg van de overeenkomst tot de slotsom dat niet was beoogd dat de gemeente een verdergaande aansprakelijkheid op zich zou nemen dan die op grond van een onrechtmatige daad. Omdat het hof de in dat geval vereiste bijzondere omstandigheden niet aanwezig achtte, werd de vordering van de ontwikkelaar afgewezen. De Hoge Raad laat de uitleg van de overeenkomst in stand, en daarmee ook de afwijzing van de door de ontwikkelaar gevorderde schadevergoeding. Lees meer…

Kansschade kan ook worden toegewezen als de mogelijkheid op een beter resultaat afhankelijk was van het eigen gedrag van de benadeelde

Kansschade kan ook worden toegewezen als de mogelijkheid op een beter resultaat afhankelijk was van het eigen gedrag van de benadeelde

HR 26 maart 2021, ECLI:NL:HR:2021:461

Het is ook mogelijk kansschade vast te stellen indien het van het gedrag van de benadeelde partij afhankelijk was geweest of de kans op een beter resultaat zich zou hebben verwezenlijkt in de hypothetische situatie waarin de aansprakelijke partij haar die kans niet zou hebben onthouden. Lees meer…

Processuele verwikkelingen (devolutieve werking en tegenbewijs) in een merkenrechtelijke zaak

Processuele verwikkelingen (devolutieve werking en tegenbewijs) in een merkenrechtelijke zaak

HR 19 maart 2021 ECLI:NL:HR:2021:417

De partij die (alleen) in eerste aanleg een bewijsaanbod doet, moet, als zij de stellingen van de wederpartij voldoende heeft betwist, gelet op de devolutieve werking in hoger beroep worden toegelaten tot het leveren van tegenbewijs. De merkenrechtelijke component van deze zaak ziet (onder andere) op de uitputting van een Uniemerk, specifiek in het kader van gesloten licentieovereenkomsten. Lees meer…

Kinderalimentatie: geen contractsvrijheid ten nadele van kinderen

Kinderalimentatie: geen contractsvrijheid ten nadele van kinderen

HR 19 maart 2021 ECLI:NL:HR:2021:422

De uitspraak in deze zaak sluit aan bij de prejudiciële beslissing van de Hoge Raad van 1 november 2019 (ECLI:NL:HR:2019:1689, zie CB 2019-137)), waarin de Hoge Raad in verband met een niet-wijzigingsbeding oordeelde dat de contractsvrijheid van ouders bij afspraken over kinderalimentatie wordt begrensd door de dwingendrechtelijke regel dat de kinderalimentatie tenminste moet voldoen aan de wettelijke maatstaven.  Lees meer…

Uitleg van de wet: correctiefactoren onder de Warmtewet toegestaan?

Uitleg van de wet: correctiefactoren onder de Warmtewet toegestaan?

HR 12 maart 2021 ECLI:NL:HR:2021:373

Als voor een woning in een complex van woningen meer of minder warmte hoeft te worden geleverd door (bijvoorbeeld) de ligging van de woning in het complex of vanwege de warmteafgifte die plaatsvindt via transportleidingen, mag daarmee rekening worden gehouden bij het bepalen van het voor die woning in rekening te brengen bedrag voor de levering van warmte. Dat beslist de Hoge Raad in deze zaak over de Warmtewet.  Lees meer…

Omzetting van een verbintenis van de schuldenaar in een tot vervangende schadevergoeding wijzigt niet de daartegenover staande verbintenis van de schuldeiser

Omzetting van een verbintenis van de schuldenaar in een tot vervangende schadevergoeding wijzigt niet de daartegenover staande verbintenis van de schuldeiser

HR 4 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:1954

Art. 6:88 lid 1, aanhef en onder a, BW bepaalt dat de tekortschietende schuldenaar aan de schuldeiser een redelijke termijn kan stellen om te laten weten welke van de hem ten dienste staande middelen hij wenst uit te oefenen. Maakt de schuldeiser geen keus, dan kan hij slechts aanspraak maken op de schadevergoeding waarop de tekortkoming recht geeft. Als de oorspronkelijke verbintenis van de schuldenaar aldus wordt omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding gaat die oorspronkelijke verbintenis teniet (art. 6:87 lid 1 BW). Als die verbintenis uit een wederkerige overeenkomst voortvloeit, blijft de schuldeiser gehouden zijn eigen prestatie te verrichten. Deze verbintenis ondergaat geen verandering. Lees meer…

Archief

Cassatieblog.nl