

De beslissing in een eerste schadestaatprocedure heeft gezag van gewijsde in een opvolgende schadestaatprocedure
HR 11 september 2020, ECLI:NL:HR:2020:1412
Een schadestaatprocedure is ten opzichte van een eerdere schadestaatprocedure tussen dezelfde partijen ‘een ander geding’ in de zin van art. 236 Rv. Daarom komt aan een beslissing over de rechtsbetrekking in geschil in een onherroepelijk vonnis in een schadestaatprocedure gezag van gewijsde toe in een volgende schadestaatprocedure tussen dezelfde partijen. Lees meer…

Wet zorg en dwang; gelijkgestelde aandoeningen – anticipatie op Besluit
HR 17 juli 2020 ECLI:NL:HR:2020:1289
Het stond de rechtbank vrij te anticiperen op de aangekondigde gelijkstelling van (onder meer) het syndroom van Korsakov met een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap als bedoeld art. 1 lid 4 Wet zorg en dwang (Wzd), en een machtiging tot voortgezet verblijf op grond van de Wzd te verlenen. Lees meer…

Wvggz: de Crisismaatregel heeft een eigen beroep, voortzetting wordt zelfstandig beoordeeld
HR 17 juli 202 ECLI:NL:HR:2020:1314
Of de burgemeester al dan niet bevoegd was een crisismaatregel te nemen is niet van belang voor de ontvankelijkheid van de officier van justitie in zijn verzoek tot verlening van een machtiging tot voortzetting van die crisismaatregel. Lees meer…

Exclusieve rechtsmacht bij beslag op zeeschip
HR 17 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1280 (V Marine Fuels/Dexhon Shipping)
art. 5 Beslagverdrag kent exclusieve rechtsmacht toe aan de rechter binnen wiens rechtsgebied het scheepsbeslag is gelegd – in dit geval de Marokkaanse rechter – om dat scheepsbeslag op te heffen tegen het stellen van zekerheid en om de teruggave van die zekerheid te gelasten. Indien sprake is van exclusieve rechtsmacht van de Marokkaanse rechter voor opheffing en teruggave, wordt die rechtsmacht op onaanvaardbare wijze doorkruist indien de rechter van een andere verdragsstaat – in dit geval de Nederlandse rechter – rechtsmacht zou aannemen voor een vordering als hier door Dexhon c.s. is ingesteld. Lees meer…

Maatstaf aannemen rechtsbetrekking (art. 843a RV) in niet-IE-zaken
HR 10 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1251
Ook buiten het terrein van inbreuk op intellectuele eigendomsrechten en het onrechtmatig verkrijgen en gebruiken van bedrijfsgeheimen heeft als maatstaf voor de beoordeling van een vordering op de voet van art. 843a Rv te gelden dat het bestaan van de rechtsbetrekking waarop de vordering ziet, voldoende aannemelijk moet zijn. Lees meer…

Benoeming vice-president belastingkamer en 3 raadsheren in de Hoge Raad
De ministerraad heeft op 21 augustus 2020 ingestemd met de benoeming van een vice-president en 3 raadsheren in de Hoge Raad der Nederlanden. Lees meer…

De bijzondere regel van bewijslastverdeling van art. 7:176 BW
HR 10 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1240
Bij het beroep van de schenker op misbruik van omstandigheden geldt de bewijsregel van art. 7:176 BW. Het hof heeft zijn oordeel dat er grond is om af te wijken van deze bewijsregel onvoldoende gemotiveerd. Lees meer…

Beroep op niet-ontvankelijkheid van een gefailleerde moet voor het einde van het faillissement worden gedaan
HR 10 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1243
Op grond van art. 23 Fw verliest een schuldenaar door faillietverklaring van rechtswege de beschikking en het beheer over zijn vermogen. In faillissement kan de schuldenaar nog wel in rechte optreden, maar een verweerder kan in dat geval op grond van art. 23 en art. 25 lid 1 Fw een beroep doen op de niet-ontvankelijkheid van de schuldenaar. Dat beroep moet voor het einde van het faillissement worden gedaan. Daarna komt verweerder geen beroep meer toe op niet-ontvankelijkheid van de schuldenaar. Lees meer…

Verlenging van de verjaringstermijn van een vordering op een rechtspersoon die na vereffening in faillissement is opgehouden te bestaan
HR 17 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1310
Wanneer een rechtspersoon na faillietverklaring door insolventie is ontbonden en na vereffening van zijn vermogen in faillissement is opgehouden te bestaan, bestaat gedurende het tijdvak waarin de rechtspersoon is opgehouden te bestaan een grond voor verlenging van de verjaringstermijn als bedoeld in art. 3:320 BW. Lees meer…

Advocaat maakt beroepsfout door vordering te laten verjaren
HR 17 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1308
Door een vordering van een cliënt te laten verjaren, heeft de advocaat in de onderhavige zaak een beroepsfout gemaakt. De cliënt vordert een schadevergoeding als gevolg van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst van opdracht. In cassatie staat de bewijslastverdeling ter discussie. Lees meer…