Inzet van meer dan één rechter-plaatsvervanger in een meervoudige kamer is niet in strijd met de beginselen van een behoorlijke rechtspleging

Inzet van meer dan één rechter-plaatsvervanger in een meervoudige kamer is niet in strijd met de beginselen van een behoorlijke rechtspleging

HR 17 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1312

Rechters-plaatsvervangers kunnen, als rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast, door het bestuur van het gerecht worden opgeroepen voor de behandeling en beslissing van zaken. De wet stelt geen beperkingen aan het aantal rechters-plaatsvervangers in de bezetting van een meervoudige kamer. Lees meer…

Samenlopende vorderingsrechten op vof en vennoot, en het stuiten daarvan

Samenlopende vorderingsrechten op vof en vennoot, en het stuiten daarvan

HR 17 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1315

Een schuldeiser van een vof kan zijn vordering zowel geldend maken tegen de gezamenlijke vennoten (‘tegen de vof’) als tegen iedere vennoot afzonderlijk. De crediteur heeft daarmee jegens iedere vennoot twee samenlopende vorderingsrechten: één jegens de vof en één jegens de vennoot persoonlijk. Deze samenlopende vorderingsrechten verjaren afzonderlijk. Een aan de vof gerichte en door de vof ontvangen stuitingsverklaring, wordt geacht ook de individuele vennoten te hebben bereikt. In het algemeen zullen de individuele vennoten zo’n stuitingsverklaring óók moeten begrijpen als een stuiting van de samenlopende vorderingen jegens ieder van hen persoonlijk. Dat is alleen in bijzondere omstandigheden anders. Lees meer…

Onregelmatige opzegging en verschuldigdheid van transitievergoeding

Onregelmatige opzegging en verschuldigdheid van transitievergoeding

HR 17 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1286

Bij onregelmatige opzegging van een arbeidsovereenkomst door de werkgever moeten het recht op en de hoogte van de wettelijke transitievergoeding worden bepaald aan de hand van het tijdstip waarop die arbeidsovereenkomst zou zijn geëindigd als de werkgever deze regelmatig zou hebben opgezegd. Niet van belang is daarbij of de werkgever heeft beoogd met de onregelmatige opzegging de rechten van de werknemer op de wettelijke transitievergoeding aan te tasten. Lees meer…

Niet-ontvankelijkverklaring bij cassatieberoep op verkeerde grondslag

Niet-ontvankelijkverklaring bij cassatieberoep op verkeerde grondslag

HR 17 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1311

De vereffenaar van een nalatenschap heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking op de voet van art. 1:374 lid 2 BW in verbinding met art. 4:161 leden 1 en 4 BW. Tegen deze beschikking stond geen beroep in cassatie open, maar hoger beroep, zodat de Hoge Raad het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaart. Lees meer…

Samenloop van een beroep op art. 2:14 BW en 5:130 jo. 2:15 BW in één procedure

Samenloop van een beroep op art. 2:14 BW en 5:130 jo. 2:15 BW in één procedure

HR 10 juli 2020 ECLI:NL:HR:2020:1275

Het ontbreken van een op grond van de wet of de statuten vereiste meerderheid van stemmen leidt tot een nietig besluit in de zin van art. 2:14 lid 1 BW en niet tot een besluit dat vernietigbaar is op grond van art. 2:15 lid 1, aanhef en onder a, BW. Indien in een procedure bij de kantonrechter, gevoerd op de voet van art. 5:130 lid 1 jo. 2:15 BW tevens een beroep wordt gedaan op art. 2:14 BW, dan hoeft die procedure niet te worden gesplitst teneinde het beroep op nietigheid in een afzonderlijke (dagvaardings)procedure door de rechtbank te laten beoordelen. Lees meer…

Terugbetaling te hoog voorschot in onteigeningszaken

Terugbetaling te hoog voorschot in onteigeningszaken

HR 3 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1226 (Eisers/Heerlen)

Als in onteigeningszaken de schadeloosstelling lager uitvalt dan het voorschot dat een partij heeft ontvangen, veroordeelt de onteigeningsrechter die partij ambtshalve tot terugbetaling van het te veel ontvangen bedrag. De onteigeningsrechter kan die veroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaren en een terugbetalingstermijn bepalen waarna de wettelijke rente is verschuldigd. Ook daarvoor is geen vordering van de onteigenende partij nodig. Voldoende is dat de onteigenende partij kenbaar heeft gemaakt dit te wensen, en dat de wederpartij de gelegenheid heeft gehad zich daarover uit te laten. Lees meer…

Archief

Cassatieblog.nl