HR 4 maart 2022, ECLI:NL:HR:2022:336
Wetgeving over de mogelijkheid van genderneutrale registratie in een geboorteakte valt in de nabije toekomst te verwachten. Dat betekent dat het op dit moment de rechtsvormende taak van de Hoge Raad te buiten gaat om een beslissing te nemen over de mogelijkheid van genderneutrale registratie in een geboorteakte. De Hoge Raad ziet dan ook af van beantwoording van de hierop gerichte prejudiciële vragen.
De prejudiciële vragen
In de geboorteakte van de verzoekende partij staat als geslacht ‘mannelijk’ opgenomen. De verzoekende partij voelt zich echter non-binair. Bij de rechtbank verzoekt verzoekende partij dat in diens geboorteakte bij het geslacht een genderneutrale registratie – zoals bijvoorbeeld de letter X – wordt vermeld.
De rechtbank Den Haag heeft prejudiciële vragen aan de Hoge Raad gesteld. De kernvraag die de rechtbank heeft gesteld is of het (op dit moment) de rechtsvormende taak van de rechter te buiten gaat om op verzoek van een non-binair persoon te beslissen dat in diens geboorteakte bij het geslacht een genderneutrale registratie wordt opgenomen.
De Hoge Raad
De Hoge Raad stelt voorop dat het in beginsel aan de wetgever is om voor de registratie van non-binaire personen een wettelijke voorziening te treffen. De wetgever kan dan ook bepalen hoe die registratie binnen de overheid wordt ingericht en hoe die wettelijke voorziening wordt vormgegeven.
Op dit moment voorziet de Nederlandse wet niet in een mogelijkheid tot wijziging van de geslachtsregistratie in een geboorteakte in een genderneutrale aanduiding. Waar de wetgever in juli 2020 nog aangaf nadere ontwikkelingen – onder meer binnen de rechtspraak – te willen afwachten voordat een wettelijke voorziening zou worden getroffen, is de wetgever inmiddels echter druk bezig met het treffen van een dergelijke voorziening.
Er ligt namelijk een amendement voor dat ertoe strekt de registratie van de letter X als geslachtsaanduiding voor non-binaire mensen mogelijk te maken. De Afdeling advisering van de Raad van State is inmiddels om advies over dat amendement gevraagd, net zoals de Staatscommissie voor Internationaal Privaatrecht en de Commissie van advies voor de zaken betreffende de burgerlijke staat en nationaliteit. Na ontvangst van die adviezen, zal de plenaire behandeling van het amendement in de Tweede Kamer plaatsvinden. Bovendien volgt uit het Coalitieakkoord 2021-2025 dat een ieder de mogelijkheid krijgt om, zonder tussenkomst van de rechter, de geslachtsvermelding in officiële documenten te vervangen door de letter X.
De Hoge Raad stelt vast dat hieruit blijkt dat de mogelijkheid van genderneutrale registratie in een geboorteakte recent de hernieuwde aandacht van de wetgever heeft gekregen, waarbij de wetgever zich niet langer op het standpunt stelt dat nadere ontwikkelingen binnen (onder meer) de rechtspraak moeten worden afgewacht. Wetgeving op dit terrein valt dan ook op de korte termijn te verwachten.
De Hoge Raad vervolgt:
“Bij de hiervoor geschetste stand van zaken, waaruit blijkt dat wetgeving in voorbereiding is, lenen de prejudiciële vragen zich niet voor beantwoording. Die beantwoording zou op dit moment de rechtsvormende taak van de Hoge Raad te buiten gaan. Zolang er geen wettelijke regeling is, is het aan de rechter om in elke concrete zaak aan de hand van de aard en inhoud van het verzoek en de verdere omstandigheden van het geval te beslissen, met inbegrip van de mogelijkheid om de beslissing op het verzoek aan te houden.”
De Hoge Raad maakt hierbij – in lijn met de conclusie van A-G Vlas – gebruik van de mogelijkheid die art. 393 lid 8 Rv hem biedt. Op grond van die bepaling kan de Hoge Raad namelijk afzien van de beantwoording van prejudiciële vragen als hij van oordeel is dat de vraag zich niet voor beantwoording bij wijze van prejudiciële beslissing leent of de vraag van onvoldoende gewicht is om beantwoording te rechtvaardigen. De Hoge Raad ziet wel vaker op deze grond af van de beantwoording van prejudiciële vragen. (Zie nader daarover het artikel dat ik samen met Sikke Kingma schreef over de prejudiciële procedure bij de Hoge Raad.)
Interessant is nog dat de Hoge Raad beslist dat het nemen van een beslissing over de mogelijkheid van genderneutrale registratie in een geboorteakte de rechtsvormende taak van de Hoge Raad te buiten gaat – en niet dat dit de rechtsvormende taak van de rechter te buiten gaat. De Hoge Raad lijkt niet uit te sluiten dat de feitenrechter in een concrete zaak de naderende wetgeving niet afwacht, maar een beslissing neemt op een verzoek om genderneutrale registratie in een geboorteakte. De Hoge Raad geeft de feitenrechter namelijk slechts als mogelijkheid mee om die beslissing in afwachting van de naderende wetgeving aan te houden.