Selecteer een pagina

Alle berichten met de tag: EVRM art. 8


HR 30 maart 2018 ECLI:NL:HR:2018:463

De vraag of een betrokkene belanghebbende is in de zin van art. 798 lid 1, eerste volzin, Rv, dient te worden beantwoord met inachtneming van de uit art. 8 EVRM voortvloeiende eisen. Onder meer op basis van deze eisen heeft te gelden dat in de procedure in hoger beroep tegen een beschikking waarbij op de voet van art. 1:266 BW het ouderlijk gezag van elk van beide ouders over een kind met wie die ouders gezinsleven hebben, is beëindigd, maar waarbij de grieven van de appellerende ouder slechts zijn dan wel haar eigen gezag betreffen, de andere ouder belanghebbende is in de zin van art. 798 lid 1, eerste volzin, Rv in verbinding met art. 806 lid 1 Rv. (meer…)

HR 1 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3053

Het gebruik van de algemene professionele standaard waarvan sprake is bij de zorginfrastructuur van VZVZ, is gerechtvaardigd gelet op het doel van de gegevensuitwisseling. (meer…)

Het overzicht van lopende prejudiciële vraag-procedures vermeldt weer een aantal nieuwe civiele zaken waarin op grond van art. 392 Rv prejudiciële vragen aan de Hoge Raad zijn gesteld. De vragen zien op (1) erkenning kind in Sint-Maarten, (2) aanvullende vragen over verschuldigdheid van dividendbelasting door buitenlandse beleggingsinstellingen, (3) het afsluiten van een WAM-verzekering motorrijtuig nadat daarmee een ongeval heeft plaats gevonden, (4) vordering van de Ontvanger in faillissement  ingeval van oneigenlijke lossing met betrekking tot rentekas-btw en (5) of art. 7:673 lid 7 aanhef en onder b BW in strijd is met Richtlijn 2000/78 EG. (meer…)

HR 31 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:570

Als in dit geval voor de toepassing van art. 14 EVRM sprake is van enig onderscheid tussen een minderjarige die ingevolge art. 4 lid 4 Rijkswet op het Nederlanderschap het Nederlanderschap niet van rechtswege heeft verkregen, en anderen, dan bestaat voor dat onderscheid een objectieve rechtvaardiging. (meer…)

HR 9 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2837

De rechter mag onder omstandigheden ambtshalve een uittreksel uit de justitiële documentatie van de schuldenaar bij toelating tot of beëindiging van de schuldsaneringsregeling opvragen en de inhoud ervan bij de wettelijke toelatingsvoorwaarden, weigeringsgronden en beëindigingsgronden van de schuldsaneringsregeling meewegen. Art. 8 lid 2 EVRM verzet zich daar niet tegen, mits voldaan is aan de eisen van proportionaliteit en voorzienbaarheid. Daarbij dient de rechter acht te slaan op het beginsel van hoor en wederhoor. (meer…)

Cassatieblog.nl