HR 10 juni 2011, LJN ECLI:HR:NL:2011:BP9867.
Op de berekening van de wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten die na 1 januari 1992, maar zien op schade ten gevolge van een verkeersongeval van vóór 1 januari 1992, is het oude recht, en dus niet art. 6:119 BW, van toepassing.
De auto die door eiser in cassatie werd bestuurd heeft de auto waarin verweerster in cassatie als passagier was gezeten, aangereden. De aansprakelijkheidsverzekeraar van eiser tot cassatie heeft aansprakelijkheid erkend. De aanrijding vond vóór 1 januari 1992 plaats. Verweerster in cassatie heeft in de deze procedure inleidende dagvaarding veroordeling gevorderd van eiser tot cassatie tot vergoeding van de geleden schade en de gemaakte buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente. De buitengerechtelijke kosten zijn ná 1 januari 1992 gemaakt. De procedure in cassatie heeft zich beperkt tot de vordering betreffende de buitengerechtelijke kosten en de daarover verschuldigde wettelijke rente.
De rechtbank heeft deze kosten afgewezen. Het hof heeft de buitengerechtelijke kosten toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente “ex artikel 6:119 BW”. In cassatie is eiser tot cassatie met succes opgekomen tegen het oordeel van het hof betreffende het toepasselijke recht op de berekening van de wettelijke rente. De Hoge Raad:
“Uit art. 173 Overgangswet Nieuw BW volgt dat wanneer sprake is van een onrechtmatige daad waarvan de schadelijke gevolgen zich na 1 januari 1992 hebben voortgezet, het oude recht op deze later ingetreden schade(lijke) gevolgen van toepassing blijft. Bij de gevorderde buitengerechtelijke kosten gaat het om schade die voortspruit uit dezelfde gebeurtenis als eerdere door de benadeelde geleden schade zoals de door verweerster in cassatie geleden inkomensschade. Nu op deze laatstbedoelde schade het oude recht van toepassing is, geldt dit ook voor de buitengerechtelijke kosten en de daarover verschuldigde wettelijke rente. Het feit dat de buitengerechtelijke kosten volgens de vaststelling van het hof pas zijn gemaakt vanaf 2 februari 1992 en derhalve na inwerkingtreding van het huidige recht, brengt niet mee dat op deze kosten en de daarover verschuldigde wettelijke rente het huidige recht van toepassing is.”
De Hoge Raad verwijst in zijn arrest naar HR 24 oktober 1997 (LJN: ZC2465), NJ 1998, 490, waarin – kort gezegd – is bepaald dat na inwerkingtreding van het nieuwe recht doorlopende tekortkomingen of schaden in beginsel door het oude recht worden beheerst. Zie ook HR 27 november 1998, (LJN: ZC2788), NJ 1999, 176.
Voor eiser tot cassatie betekent deze uitspraak dat de wettelijke rente die hij aan verweerder verschuldigd is niet – zoals onder huidig recht geldt – samengesteld, maar enkelvoudig wordt berekend.
Eiser tot cassatie is bijgestaan door Ans van Duijvendijk-Brand.