HR 13 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:418

Indien de rechter de werkgever veroordeelt tot herstel van de arbeidsovereenkomst, kan hij desverzocht in dezelfde uitspraak de werkgever veroordelen tot betaling van loon vanaf hersteldatum.

Achtergrond

Deze zaak gaat over het ontslag op staande voet van een werknemer die onder invloed van alcohol op het werk verscheen. De zaak is al eerder aan de Hoge Raad voorgelegd. Het ontslag bleef in eerste aanleg en appel in stand. De Hoge Raad vernietigde, omdat het hof partijen ten onrechte niet de gelegenheid had geboden voor een meervoudige mondelinge behandeling (besproken in CB 2018-59).

Het verwijzingshof is tot het oordeel gekomen dat geen sprake was van een dringende reden voor een ontslag op staande voet en het heeft de werkgever veroordeeld de arbeidsovereenkomst met de werknemer per 17 maart 2016 (de datum van het ontslag) te herstellen. Het hof heeft verder geoordeeld dat de door de werknemer verzochte veroordeling van de werkgever tot betaling van loon, vakantietoeslag en overige toeslagen en emolumenten niet toewijsbaar is. Volgens het hof kan de werknemer hierop pas aanspraken maken eerst nadat de werkgever de arbeidsovereenkomst daadwerkelijk heeft hersteld. In deze cassatieprocedure klaagt de werknemer dat dit oordeel blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting.

Cassatie

Op grond van art. 7:683 lid 3 BW kan de rechter, indien hij in hoger beroep of na cassatie en verwijzing oordeelt dat een verzoek van de werkgever om ontbinding van de arbeidsovereenkomst ten onrechte is toegewezen of dat een verzoek van de werknemer om vernietiging van de opzegging of om herstel van de arbeidsovereenkomst ten onrechte is afgewezen, de werkgever veroordelen de arbeidsovereenkomst te herstellen of aan de werknemer een billijke vergoeding toekennen. Indien de rechter een veroordeling tot herstel van de arbeidsovereenkomst uitspreekt, bepaalt hij niet alleen op welk tijdstip de arbeidsovereenkomst wordt hersteld, maar treft hij ook voorzieningen omtrent de rechtsgevolgen van de onderbreking van de arbeidsovereenkomst (art. 7:683 lid 4 BW in verbinding met art. 7:682 lid 6 BW).

Kiest de rechter er echter voor om niet zelf de arbeidsovereenkomst te herstellen, maar om de werkgever te veroordelen tot herstel van de arbeidsovereenkomst, dan kan hij, indien de werknemer daarom verzoekt, in dezelfde uitspraak de werkgever veroordelen tot betaling van het na herstel verschuldigde loon (alsmede tot betaling van vakantietoeslag, overige toeslagen en emolumenten, wettelijke verhoging en wettelijke rente) vanaf de datum met ingang waarvan de arbeidsovereenkomst moet worden hersteld, aldus de Hoge Raad. Het hof is dus uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting.

De Hoge Raad vernietigt de beschikking van het hof, nadat A-G de Bock eerder tot vernietiging had geconcludeerd. Naar haar mening kon de Hoge Raad de zaak zelf afdoen. Dat doet de Hoge Raad echter niet: de Hoge Raad verwijst de zaak naar het hof Amsterdam.

Cassatieblog.nl

Share This