Dossier: Aansprakelijkheid en schadevergoeding


HR 7 juni 2013, LJN BZ1717 en BZ1721

De bewijsregel uit het arrest Unilever/Dikmans (HR 17 november 2000, LJN AA8369) drukt het vermoeden uit dat de gezondheidsschade van de werknemer is veroorzaakt door de omstandigheden waarin deze zijn werkzaamheden heeft verricht. Dat vermoeden wordt gerechtvaardigd door hetgeen in het algemeen bekend is omtrent de ziekte en haar oorzaken, en door de schending door de werkgever van de veiligheidsnorm die beoogt een en ander te voorkomen. Gelet daarop is voor dat vermoeden geen plaats indien het verband tussen de gezondheidsschade en de arbeidsomstandigheden te onzeker of te onbepaald is. (meer…)

HR 24 mei 2013, LJN BZ1782 (Credit Suisse/Subway)

Indien de (zittende) onderhuurder van een bedrijfspand, na beëindiging van de huurovereenkomst, met de (hoofd)verhuurder heeft onderhandeld over de totstandkoming van een (nieuwe) huurovereenkomst, en de onderhuurder het gebruik van het bedrijfspand intussen heeft voortgezet, waarna de onderhandelingen door de (hoofd)verhuurder zijn afgebroken, is voor dit voortgezet gebruik in beginsel een gebruiksvergoeding verschuldigd op grond van art. 6:212 BW. Het past in het stelsel van de wet de schade van de eigenaar in dit geval naar objectieve maatstaven te berekenen (vgl. art. 7:225 en 7:230a BW). (meer…)

Conclusie P-G 24 mei 2013, LJN CA0908

Advocaat-generaal mr. L.A.D. Keus heeft geconcludeerd dat de Staat niet gehouden is tot vergoeding van de schade die electriciteitsproductiebedrijven vorderen vanwege het vervallen van een regeling op grond waarvan zij voorrang hadden bij de toekenning van importcapaciteit. (meer…)

HR 3 mei 2013, LJN BZ2864, BZ3865, BZ2867, BZ2868

De Hoge Raad doet uitspraak in vier van de eerder aangehouden zaken over compensatie van reizigers bij vertraagde vluchten. De klacht dat de kantonrechter prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie EU had moeten stellen strandt op gebrek aan belang, nu het HvJ EU inmiddels uitspraak heeft gedaan in andere zaken, waarin wel prejudiciële vragen waren gesteld. In drie van de vier zaken volgt desalniettemin vernietiging omdat essentiële stellingen onbesproken zijn gelaten, resp. de kantonrechter ongemotiveerd voorbijging aan een verzoek om pleidooi. (meer…)

HR 12 april 2013, LJN BY8732

Wanneer een koopovereenkomst op grond van dwaling wordt vernietigd en het gekochte niet meer kan worden teruggegeven, geldt dat voor de hoogte van de schadevergoeding wordt uitgegaan van de waarde van het gekochte op het moment van de vernietiging van de overeenkomst en niet het moment van het sluiten van de overeenkomst. Dat kan tot gevolg hebben dat het gekochte, vanwege gedane reparaties na de koop maar vóór de vernietiging van de overeenkomst, meer waard is dan toen het werd gekocht. (meer…)

HR 12 april 2013, LJN BY8728

De opdrachtgever die een aannemingsovereenkomst heeft opgezegd, en die op grond van art. 7:764 lid 2 BW in beginsel de volledige aanneemsom dient te betalen, heeft de stelplicht en bewijslast van het bestaan en de omvang van eventueel door de aannemer genoten besparingen, die in mindering op de verschuldigde aanneemsom moeten worden gebracht. Op de aannemer rust echter een belangrijke mededelingsplicht ten aanzien van (bestaan en omvang van) dergelijke besparingen. (meer…)

Cassatieblog.nl