Dossier: Arbeidsrecht


HR 1 juni 2012, RCLI:NL:HR:2012:BV7347

De rechter is op grond van art. 7:680a BW slechts bevoegd een vordering tot doorbetaling van loon die gegrond is op de vernietigbaarheid van de arbeidsovereenkomst te matigen, indien toewijzing in de gegeven omstandigheden tot onaanvaardbare gevolgen zou leiden. De rechter moet in zijn motivering laten blijken dat hij daadwerkelijk deze terughoudendheid in acht heeft genomen. In dit geval, waarin de werkgever pas twintig maanden nadat de werknemer de vernietigbaarheid van het ontslag had ingeroepen ontbinding van de arbeidsovereenkomst had verzocht, heeft het hof onvoldoende duidelijk gemaakt waarom toewijzing van de loonvordering tot onaanvaardbare gevolgen zou leiden.  (meer…)

HR 11 mei 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV9603

Art. 7:663 BW is niet van toepassing als de arbeidsovereenkomst met de werkgever op het tijdstip van de beweerde overgang van de onderneming al is geëindigd. Aan het vereiste van “opvolgend werkgeverschap” in art. 7:668a lid 2 BW is in de regel voldaan als enerzijds de nieuwe overeenkomst wezenlijk dezelfde vaardigheden en verantwoordelijkheden eist als de vorige overeenkomst, en anderzijds tussen de nieuwe werkgever en de vorige werkgever zodanige banden bestaan dat het door de laatste op grond van zijn ervaringen met de werknemer verkregen inzicht in diens hoedanigheden en geschiktheid in redelijkheid ook moet worden toegerekend aan de nieuwe werkgever. (meer…)

HR 27 april 2012 ECLI:NL:HR:2020:BW0017 (X/Koninklijke TNT Post B.V.)

Een aanpassing van de arbeidsomvang op grond van het (weerlegbare) rechtsvermoeden van art. 7:610b BW kan worden toegewezen met ingang van een datum die gelegen is vóór die van de indiening van dat verzoek. (meer…)

HR 27 april 2012, ECLI:NL:HR:2020:BV6939

De werknemer die stelt een arbeidscontract voor onbepaalde tijd te zijn overeengekomen draagt de bewijslast van de juistheid van die stelling. Het hof heeft een onbegrijpelijk oordeel gegeven door te oordelen dat het aanbod van de werknemer om te bewijzen dat tussen partijen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is gesloten, onvoldoende is gespecificeerd. (meer…)

HR 20 april 2012, LJN BV9532 (X/De Bijenkorf)

Bij de beoordeling of de aan een ontslag op staande voet ten grondslag gelegde redenen dringend zijn (in de zin van art. 7:677 lid 1 BW) moeten de persoonlijke omstandigheden van de werknemer worden meegewogen. Een afweging van deze persoonlijke omstandigheden tegen de aard en ernst van de dringende reden kan – ook als de gevolgen van het verlenen van een ontslag op staande voet ingrijpend zijn – tot de slotsom leiden dat een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is. (meer…)

Cassatieblog.nl