Dossier: Bijzondere overeenkomsten


HR 1 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3053

Het gebruik van de algemene professionele standaard waarvan sprake is bij de zorginfrastructuur van VZVZ, is gerechtvaardigd gelet op het doel van de gegevensuitwisseling. (meer…)

HR 27 oktober 2017, ECLI:NL:HR:2017:2775

Bij de beoordeling van de vraag of een annuleringsbeding in een overeenkomst van opdracht onredelijk bezwarend is, kan – ook wanneer dit artikel niet rechtstreeks van toepassing is – aansluiting worden gezocht bij art. 7:411 BW. (meer…)

HR 30 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1182 (Eiser/Rabobank)

Art. 2:23c lid 2 BW jo. art. 3:320 BW geeft een regel voor het tijdstip waarop een verjaringstermijn van een vordering op een rechtspersoon eindigt nadat die rechtspersoon is opgehouden te bestaan. Die regel veronderstelt dat een lopende verjaringstermijn in elk geval niet afloopt zolang de vereffening van de rechtspersoon niet is heropend ex art. 2:23c lid 1 BW. Dit brengt mee dat (i) heropening van de vereffening geen vereiste is voor het (voort)lopen van de verjaringstermijn dat (ii) een verjaringstermijn van een vordering op een niet meer bestaande rechtspersoon niet behoeft te worden gestuit gedurende de periode dat die rechtspersoon niet meer bestaat. (meer…)

HR 19 mei 1017, ECLI:NL:HR:2017:936

De echtgenoot die een vaststellingsovereenkomst sluit over een door effectenlease- overeenkomsten veroorzaakte restschuld, bindt daarmee alleen zichzelf. De andere echtgenoot behoudt de bevoegdheid de effectenleaseovereenkomsten op grond van art. 1:89 BW te vernietigen. De verjaring van deze vernietigingsvordering wordt gestuit door een collectieve actie, ook indien de vorderingsgerechtigden niet zijn aangesloten bij de rechtspersoon die deze collectieve actie is begonnen. (meer…)

HR 19 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:935 (Prijsvrij.nl/Corendon)

Voordat in het kader van de eerste fase van vaststelling van de klantenvergoeding bij het einde van een agentuurovereenkomst kan worden toegekomen aan de kwantificering van het voordeel van de principaal, zal de agent aannemelijk moeten maken dat de principaal van door hem aangebrachte klanten, of van klanten waarmee hij de overeenkomsten heeft uitgebreid, nog in relevante mate nieuwe transacties kan verwachten. (meer…)

HR 17 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:459

Op grond van de aannemingsovereenkomst mocht de aannemer de kelderwanden pas aanbrengen nadat de wapening door de constructeur was goedgekeurd. De stelling van de aannemer dat hem was medegedeeld dat de goedkeuring was verleend, levert aldus een bevrijdend verweer op, waarvan de bewijslast op de aannemer rust. (meer…)

Cassatieblog.nl