Dossier: Caribisch recht (Aruba, Curaçao en Sint Maarten, BES)


HR 19 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1999

De reikwijdte van de onderzoeksbevoegdheden van de Algemene Rekenkamer van Curaçao is bij private ondernemingen, waarbij het beheer van het geld van het Land Curaçao zijdelings is betrokken,  beperkt tot de informatieplicht die op deze onderneming rust. Een onderzoek naar het beleid van een onderneming  valt niet onder die bevoegdheid.  (meer…)

HR 6 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1104 (Aqualectra)

De in 2012 in werking getreden Curaçaose enquêteregeling heeft onmiddellijke werking. Het Gemeenschappelijk Hof kan wanbeleid vaststellen, daarvoor verantwoordelijke personen aanwijzen en voorzieningen treffen óók als die beslissingen berusten op feiten die zich voorafgaande aan de inwerkingtreding hebben voorgedaan. Dit brengt geen terugwerkende kracht mee. (meer…)

HR 4 mei 2018 ECLI:NL:HR:2018:696

In deze Caribische zaak heeft de Hoge Raad bepaald dat niet reeds van overheidsgrond in de zin van art. 5:24 BWSM (en tevens het equivalent in het BW) sprake is als onbekend is wie de eigenaar van de grond is. Het gaat erom dat de grond geen (andere) eigenaar heeft. (meer…)

HR 13 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:599, ECLI:NL:HR:2018:600 en ECLI:NL:HR:2018:602

 Het Arubaanse Wetboek van Strafvordering kent voor vergoeding van schade door toepassing van een strafvorderlijk dwangmiddel een exclusieve rechtsgang, die de weg naar de burgerlijke rechter afsluit. Nabestaanden van een overleden gelaedeerde kunnen in die rechtsgang aanspraak maken op vergoeding van door henzelf gelden materiële én immateriële schade, en in hun hoedanigheid als erfgenamen van de gelaedeerde enkel voor materiële schade van die de gelaedeerde. Voor derden, zoals genoemde nabestaanden, geldt niet de termijn van drie maanden voor de indiening van een schadeverzoek. Zij kunnen een verzoek tot schadevergoeding indienen zolang hun vordering niet naar burgerlijk recht is verjaard. (meer…)

HR 16 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:366

De Hoge Raad bevestigt dat een kantoorbetekening van een exploot op grond van art. 63 lid 1 Rv ook mogelijk is ingeval degene voor wie het stuk is bestemd, een bekende woonplaats of een bekend werkelijk verblijf heeft in Aruba, Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius of Saba, of enig ander land ten aanzien waarvan geen verdrag of verordening anders bepaalt. Een dergelijke betekening is zowel toelaatbaar in zaken waarop de KEI-wetgeving van toepassing is, als in zaken waarop die wetgeving niet van toepassing is. (meer…)

HR 19 januari 2018 ECLI:NL:HR:2018:59

De erkenning van verzoeker door een Nederlandse gehuwde man heeft noch ten tijde van die erkenning, noch op enig tijdstip nadien tot gevolg gehad dat verzoeker ingevolge de Rijkswet op het Nederlanderschap (art. 4, oud en huidig) het Nederlanderschap heeft verkregen. (meer…)

Cassatieblog.nl