Dossier: Insolventierecht


HR 7 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1281 (PTIF / Citicorp c.s.) en ECLI:NL:HR:2017:1280 (Oi Coop/ Citadel c.s.); HR 1 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2196

(1) art. 243 lid 3 Fw staat er niet aan in de weg dat de rechter naast de in dat artikel genoemde personen andere belanghebbenden oproept; (2) de appelrechter is bij de beoordeling in het kader van art. 242 Fw niet gebonden aan de grieven, nu het ook ambtshalve de surseance kan intrekken; (3) het Nederlandse faillissementsrecht is onverkort van toepassing op een in Nederland gevestigde vennootschap die onderdeel uitmaakt van een internationale groep onderling verbonden vennootschappen die het centrum van zijn belangrijkste belangen in het buitenland heeft. Waar de wet daar ruimte voor laat, kan met de buitenlandse herstructureringsprocedure rekening worden gehouden; (4) het oordeel van het hof dat instemming van PTIF met het Braziliaanse akkoord een daad van beheer of beschikking is (art. 228 Fw), is juist; (5) het verzoek van PTIF aan de Braziliaanse rechter om de bewindvoerder te verbieden zich met de herstructurering te bemoeien is onverenigbaar met de informatieplicht; (6) Voldoende voor toepassing van art. 242 lid 1, aanhef en onder 2°, Fw is dat de schuldenaar de schuldeisers heeft getracht te benadelen. (meer…)

Het overzicht van lopende prejudiciële vraag-procedures vermeldt weer een aantal nieuwe civiele zaken waarin op grond van art. 392 Rv prejudiciële vragen aan de Hoge Raad zijn gesteld. De vragen zien op (1) erkenning kind in Sint-Maarten, (2) aanvullende vragen over verschuldigdheid van dividendbelasting door buitenlandse beleggingsinstellingen, (3) het afsluiten van een WAM-verzekering motorrijtuig nadat daarmee een ongeval heeft plaats gevonden, (4) vordering van de Ontvanger in faillissement  ingeval van oneigenlijke lossing met betrekking tot rentekas-btw en (5) of art. 7:673 lid 7 aanhef en onder b BW in strijd is met Richtlijn 2000/78 EG. (meer…)

HR 30 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1182 (Eiser/Rabobank)

Art. 2:23c lid 2 BW jo. art. 3:320 BW geeft een regel voor het tijdstip waarop een verjaringstermijn van een vordering op een rechtspersoon eindigt nadat die rechtspersoon is opgehouden te bestaan. Die regel veronderstelt dat een lopende verjaringstermijn in elk geval niet afloopt zolang de vereffening van de rechtspersoon niet is heropend ex art. 2:23c lid 1 BW. Dit brengt mee dat (i) heropening van de vereffening geen vereiste is voor het (voort)lopen van de verjaringstermijn dat (ii) een verjaringstermijn van een vordering op een niet meer bestaande rechtspersoon niet behoeft te worden gestuit gedurende de periode dat die rechtspersoon niet meer bestaat. (meer…)

HR 9 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1064

Niet alleen een eerste, maar ook een later verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling voor natuurlijke personen (‘Wsnp-verzoek’) kan de behandeling van een verzoek tot faillietverklaring schorsen. Wanneer de rechter tot het oordeel komt dat de schuldenaar misbruik maakt van zijn bevoegdheid om een herhaald Wsnp-verzoek in te dienen, kan evenwel van schorsing worden afgezien. (meer…)

HR 2 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:982 (Ondernemingsraad DA Retailgroep c.s./DA Retailgroep c.s.)

De curator moet zorgdragen voor het naleven van de voorschriften van de Wet op de ondernemingsraden (WOR) tijdens een faillissement. Het adviesrecht van de ondernemingsraad ziet in faillissement in beginsel niet op de verkoop van goederen of het opzeggen van arbeidsovereenkomsten op de voet van art. 176 en art. 40 Fw, omdat deze handelingen van de curator gericht zijn op een (voortvarende) afwikkeling van het faillissement. (meer…)

Cassatieblog.nl