Dossier: Personen- en familierecht


HR 8 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:609

Art. 807 Rv sluit ten aanzien van beslissingen die door de kinderrechter op grond van art. 1:265i BW zijn genomen niet de mogelijkheid van een gewoon rechtsmiddel uit, zodat daartegen – conform de hoofdregel van art. 358 lid 1 Rv – de gewone rechtsmiddelen openstaan. Dit strookt met de wetsgeschiedenis, waaruit blijkt dat de wetgever beoogd heeft maatregelen met een voorlopig en ordenend karakter uit te sluiten. De beslissingen op grond van de artt. 1:265a t/m 1:265k BW zijn daarentegen ingrijpend en kunnen tot onomkeerbare gevolgen lijden.  (meer…)

HR 25 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:493

(1) In appel komt op grond van art. 353 lid 1 jo. 130 Rv aan de oorspronkelijke eiser de bevoegdheid toe om zijn eis te veranderen of te vermeerderen. Deze bevoegdheid wordt slechts beperkt door de eisen van een goede procesorde en de twee conclusie-regel. (2) Een vordering uit hoofde van een verrekenbeding in een samenlevingsovereenkomst, waaraan eerder geen uitvoering was gegeven, ontstaat en wordt in beginsel opeisbaar op het moment waarop een van de partijen meedeelt de overeenkomst te beëindigen. (meer…)

HR 18 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:452

De ouderlijke verplichting om het minderjarige kind te verzorgen en op te voeden omvat mede het geven van informatie over zijn afstamming (‘statusvoorlichting’). In beginsel is het aan de ouder die het gezag uitoefent om daartoe het geschikte moment te kiezen, maar daarbij dient het belang van het kind voorop te staan. Gelet daarop mocht het hof in dit geval, waarin het kind is verwekt met zaad van een (aan de ouders bekend) donor die niet het gezag over hem uitoefent, bepalen dat het kind voorafgaand aan het volgende omgangsmoment statusvoorlichting zal krijgen. (meer…)

HR 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:295

Ten aanzien van het opleggen van de maatregel van een ‘omgangsondertoezichtstelling’ geldt (i) dat de rechter moet aangeven op grond waarvan hij tot het oordeel is gekomen dat de wettelijke gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn en (ii) dat aan de motivering voor de toewijzing van ondertoezichtstelling in zo een geval hoge eisen worden gesteld. (meer…)

HR 29 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:154

Indien de onderhoudsplichtige in het kader van zijn verzoek om nihilstelling van de alimentatie niet voldoet aan de verplichting van art. 21 Rv, staat het de rechter vrij daaraan de gevolgtrekkingen te verbinden die hij geraden acht. Dat op de draagkracht van een onderhoudsplichtige in beginsel alle schulden van de onderhoudsplichtige van invloed zijn, doet hieraan niet af. (meer…)

HR 18 december 2015, ECLI:NLHR:2015:3631

Voor toelating tot de schuldsaneringsregeling moet voldoende aannemelijk zijn dat de schuldenaar geen nieuwe schulden zal doen ontstaan. Een op de verzoeker rustende alimentatieverplichting hoeft hier niet aan in de weg te staan, omdat zijn draagkracht zal worden aangepast aan de schuldsaneringssituatie waardoor hij geen of minder alimentatie zal hoeven te betalen. (meer…)

Cassatieblog.nl