Selecteer een pagina

Dossier: Personen- en familierecht


HR 13 juli 2012, LJN BW7476

Hoewel art. 13 lid 8 Uitvoeringswet internationale kinderontvoering beroep in cassatie tegen beslissingen van het hof tot teruggeleiding van minderjarigen naar het land van hun gewone verblijfplaats uitsluit, is een zodanig beroep niettemin ontvankelijk indien geklaagd wordt dat de rechter in de bestreden uitspraak een bepaalde regeling ten onrechte niet heeft toegepast, buiten het toepassingsgebied van de desbetreffende regeling is getreden of bij het nemen van zijn beslissing een zodanig fundamenteel rechtsbeginsel heeft veronachtzaamd dat niet meer kan worden gesproken van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak. (meer…)

HR 29 juni 2012, LJN BW9769

Tot de ‘kosten der huishouding’ (art. 1:84 BW) moeten worden gerekend hetgeen in het huishouden wordt verteerd of verbruikt en ten behoeve van het draaiende houden van de huishouding wordt uitgegeven. In beginsel kunnen noch het aflossingsdeel van hypothecaire betalingsverplichtingen, noch de verschuldigde premie voor een levensverzekering die te zijner tijd strekt tot aflossing van de hypothecaire lening, als ‘kosten der huishouding’ worden gekwalificeerd. Deze kosten strekken namelijk primair tot vermogensopbouw. Dit wordt niet anders als de huwelijkse voorwaarden een koude uitsluiting en een nihilbeding terzake van de kosten in de huishouding bevatten. (meer…)

HR 22 juni 2012, LJN BW3213

Een bewind als bedoeld in Titel 19 van Boek 1 kan worden gecombineerd met het instellen van mentorschap. Dit in aanmerking genomen moet worden aanvaard dat het instellen van een mentorschap evenzeer verenigbaar is met de aanstelling van een provisionele bewindvoerder in het kader van een verzoek tot ondercuratelestelling, aan wie geen andere bevoegdheden als bedoeld in art. 1:380 lid 2 BW zijn toegekend. De rechter kan slechts ambtshalve overgaan tot het instellen van een mentorschap, wanneer het verzoek tot ondercuratelestelling is afgewezen. (meer…)

HR 8 juni 2012, LJN ECLI:NL:HR:2012:BV9605

Bij beantwoording van de vraag of de waarde(stijging) van de aandelen die een echtgenoot heeft in een holding op de voet van art. 1:141 BW in de verrekening moet worden betrokken, is bepalend of de volstorting van die aandelen is gefinancierd door aanwending van inkomen of vermogen dat periodiek verrekend had moeten worden. Het bewijsvermoeden van art. 1:141 lid 3 BW heeft slechts betrekking op die vraag. De gestelde omstandigheid dat de waardestijging van de aandelen voornamelijk is toe te schrijven aan de arbeidsinspanning en ondernemerskwaliteiten van de aandeelhoudende echtgenoot geeft daarom geen aanleiding om dit bewijsvermoeden – met een beroep op de “tenzij-clausule” – buiten toepassing te laten. Die omstandigheid is evenmin grond om slechts een gedeelte van de waarde(stijging) van de aandelen voor de verrekening in aanmerking te nemen. (meer…)

HR 8 juni 2012, LJN BV9539

Partijen in deze zaak hebben ongehuwd samengewoond zonder een (schriftelijk) samenlevingscontract. De vraag of en welke afspraken zij hebben gemaakt over de interne draagplicht ten aanzien van hypotheekrente en premies levensverzekering moet worden beantwoord aan de hand van de Haviltex-maatstaf. Daarbij komt betekenis toe aan door partijen stilzwijgend gemaakte afspraken en de tussen hen feitelijk gegroeide taakverdeling. Deze omstandigheden zijn ook relevant voor de vraag of de man de betaling van hypotheekrente en premies levensverzekering op zich heeft genomen ter voldoening aan een natuurlijke verbintenis jegens de vrouw. (meer…)

HR 1 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV8216 

De biologische moeder die in appel niet was verschenen, maar wel als belanghebbende was aangemerkt en op wiens brieven door het hof acht is geslagen, dient in cassatie als verschenen belanghebbende te worden beschouwd.  (meer…)

Cassatieblog.nl