Dossier: Proces- en beslagrecht


HR 26 april 2013, LJN BZ8766 (Bruscom B.V./X)

In dit geval heeft het hof het feitencomplex dat eiseres tot cassatie aan haar vordering ten grondslag had gelegd voorshands bewezen geacht en de wederpartij toegelaten tot het leveren van tegenbewijs. Eiseres heeft tijdens het betreffende getuigenverhoor geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid van het horen van getuigen in contra-enquête. In een dergelijk geval is eiseres in staat geweest haar aanspraak op nadere bewijslevering ten aanzien van het betrokken feitencomplex te verwezenlijken. Heeft zij van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt, dan behoeft de rechter haar niet meer tot bewijslevering toe te laten ter zake van datzelfde feitencomplex. (meer…)

HR 26 april 2013, LJN BZ0293

Wanneer een ouder weigert uitvoering te geven aan een bevel tot teruggeleiding van kinderen die hij ongeoorloofd heeft meegenomen naar het buitenland, moet de rechter desalniettemin in voorkomende gevallen in het kader van een verzoek op grond van art. 1:253a BW alle omstandigheden van het geval in zijn beoordeling betrekken en, mede gelet op art. 8 EVRM, alle betrokken belangen afwegen. Het adagium “eerst terug, dan praten”, kan niet worden toegepast met uitsluiting van een mensenrechtelijke toetsing met inbegrip van de daarbij horende afweging van belangen. (meer…)

HR 26 april 2013, LJN BZ0159 

Het stellen van een termijn voor de indiening van een verweerschrift is in art. 801 lid 1 Rv opgenomen om de rechter in staat te stellen te beoordelen of een mondelinge behandeling om redenen van efficiëntie achterwege kan blijven. De wetgever heeft niet bedoeld in zaken van levensonderhoud af te wijken van de algemene regel van art. 282 lid 1 Rv dat een verweerschrift kan worden ingediend tot de aanvang van de mondelinge behandeling. Die regel geldt dus ook indien de rechter, ondanks het niet indienen van een verweerschrift binnen de door hem gestelde termijn, een mondelinge behandeling bepaalt. De termijn van art. 801 lid 1 Rv geldt niet mede als een termijn voor het instellen van incidenteel hoger beroep. (meer…)

HR 19 april 2013, LJN BZ2904 (X/Maatschappij van Welstand)

Het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven schrijft bij een schriftelijk pleidooi geen maximale omvang van de pleitnotities voor. De maximale spreektijd van 30 minuten voor het mondelinge pleidooi kan niet dienen als maatstaf voor de omvang van dergelijke pleitnotities, nu aan die maximale spreektijd (ook) organisatorische overwegingen ten grondslag liggen die niet gelden bij een uitsluitend schriftelijke gedachtewisseling. (meer…)

HR 12 april 2013, LJN BY8728

De opdrachtgever die een aannemingsovereenkomst heeft opgezegd, en die op grond van art. 7:764 lid 2 BW in beginsel de volledige aanneemsom dient te betalen, heeft de stelplicht en bewijslast van het bestaan en de omvang van eventueel door de aannemer genoten besparingen, die in mindering op de verschuldigde aanneemsom moeten worden gebracht. Op de aannemer rust echter een belangrijke mededelingsplicht ten aanzien van (bestaan en omvang van) dergelijke besparingen. (meer…)

Cassatieblog.nl