Dossier: Proces- en beslagrecht


HR 30 maart 2018 ECLI:NL:HR:2018:482

De Hoge Raad bevestigt met dit arrest de vaste jurisprudentie:  de rechter moet een verzoek tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht in beginsel toewijzen, mits het verzoek ter zake dienend is en voldoende concreet en het feiten betreft die met het deskundigenonderzoek  bewezen kunnen worden.  (meer…)

HR 20 april 2018 ECLI:NL:HR:2018:649

In navolging op zijn arrest van 10 maart 2017 heeft de Hoge Raad eiser in deze procedure in de gelegenheid gesteld om alsnog alle bij de processueel ondeelbare rechtsverhouding betrokken partijen in het geding in cassatie op te roepen. Eiser had dit nagelaten en dient op de voet van art. 30g Rv aan de ten onrechte niet opgeroepen partijen de procesinleiding en het oproepingsbericht per afzonderlijke exploot te betekenen (meer…)

HR 20 april 2018 ECLI:NL:HR:2018:650

De bestaande praktijk, inhoudende dat in spoedeisende gevallen de rechter mondeling zijn beslissing en de (belangrijkste) gronden daarvoor meedeelt aan de aanwezige partijen en in de dagen daarna de uitspraak schriftelijk uitwerkt, kan naar de bedoeling van de wetgever onder het huidige recht (na inwerkingtreding van art. 30p Rv per 1 september 2017) worden voortgezet.

(meer…)

HR 13 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:604

Een vonnis kan in beginsel niet worden uitgesproken op naam van een rechter die is gedefungeerd, indien na dit defungeren nog wijzigingen worden aangebracht in de tekst van dat vonnis. Dat geldt in beginsel ook indien het gaat om wijzigingen van ondergeschikte aard, die geen inhoudelijke wijziging meebrengen van de motivering van de beslissing(en). Een uitzondering kan worden aanvaard voor kennelijke fouten die zich lenen voor eenvoudig herstel als bedoeld in art. 31 Rv. (meer…)

HR 16 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:366

De Hoge Raad bevestigt dat een kantoorbetekening van een exploot op grond van art. 63 lid 1 Rv ook mogelijk is ingeval degene voor wie het stuk is bestemd, een bekende woonplaats of een bekend werkelijk verblijf heeft in Aruba, Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius of Saba, of enig ander land ten aanzien waarvan geen verdrag of verordening anders bepaalt. Een dergelijke betekening is zowel toelaatbaar in zaken waarop de KEI-wetgeving van toepassing is, als in zaken waarop die wetgeving niet van toepassing is. (meer…)

Cassatieblog.nl