Beëindiging arbeidsovereenkomst leidt ook tot einde samenhangend dienstverband met pensioenstichting
HR 28 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:41 (X/Curaçao)
De door het hof in aanmerking genomen feiten en omstandigheden komen erop neer dat de Nederlandse Antillen door middel van een afzonderlijke Stichting aan X gelegenheid bood deel te nemen in de pensioenregeling van het ABP en dat, indien al op grond van de aanmelding bij het ABP moest worden aangenomen dat tussen X en de Stichting een arbeidsovereenkomst bestond, partijen in de relatie tussen X en de Stichting geen andere rechtsgevolgen hebben beoogd dan haar in de arbeidsovereenkomst met de Nederlandse Antillen aanspraak te geven op die deelneming. Die rechtsgevolgen zijn dan in zoverre afhankelijk van de arbeidsovereenkomst tussen X en de Nederlandse Antillen, dat het einde van die overeenkomst ook het einde van verdere pensioenopbouw onder die arbeidsovereenkomst impliceert. Lees meer…
Van LJN naar ECLI – publicatiestop op rechtspraak.nl
In de periode van 21 t/m 28 juni 2013 gold een publicatiestop van uitspraken op rechtspraak.nl. In verband daarmee zullen sommige arresten van de Hoge Raad van 28 juni 2013 met vertraging op Cassatieblog verschijnen. Lees meer…
Gezamenlijke vergadering VCCA en VCAS
Op vrijdag 28 juni 2013 vond in Amsterdam de halfjaarlijkse vergadering van de Vereniging van Civiele Cassatieadvocaten (VCCA) plaats. Voor het eerst werd bij deze gelegenheid gezamenlijk vergaderd met de Vereniging van Cassatieadvocaten in Strafzaken (VCAS). Lees meer…
Waardeoverdracht van pensioen bij overname: wie draagt het risico?
HR 21 juni 2013, LJN CA3996 (Bettinehoeve Holding B.V./Fuel Investments B.V.)
In cassatie is de vraag aan de orde of het hof voldoende heeft gemotiveerd dat het risico dat een werknemer het verzoek tot waardeoverdracht van zijn pensioen na de overnamedatum zou doen, waartoe hij door de voordien gedane aanvraag de mogelijkheid had, niet valt onder de bij de overname gegeven garanties omtrent pensioenverplichtingen en eigen vermogen van de vennootschap. Lees meer…
Aanvulling opzeggingsgrond pachtovereenkomst
HR 21 juni 2013, LJN BZ5346 (Beheer- en Beleggingsmaatschappij De Molensteen B.V./X c.s.)
Art. 7:368 en 7:369 lid 2 BW strekken ertoe dat de pachter aan de hand van de in de opzegging vermelde gronden kan bepalen of hij in de opzegging wil berusten, dan wel het op een procedure wil laten aankomen. Oordeel hof dat standpunt van verpachter in beëindigingsprocedure (ongeoorloofde) aanvulling vormt op in de opzegging vermelde grond, is onjuist noch onbegrijpelijk. Lees meer…
Instellen cassatieberoep bij één dagvaarding in twee procedures
HR 21 juni 2013, LJN BZ8317 (Erven X/Verzekeraars)
(1) De arresten van het hof in deze zaak zijn op dezelfde dag door dezelfde rechter tussen dezelfde partijen gewezen en beide zaken hangen voldoende met elkaar samen om gezamenlijk door de rechter te worden behandeld en beslist. In een dergelijk geval is het toegestaan om bij één dagvaarding een rechtsmiddel aan te wenden.
(2) Een ontslag van instantie heeft, evenals een verval van instantie, tot gevolg dat de gehele instantie vervalt, inclusief eventuele tussenuitspraken en de daarin vervatte bindende eindbeslissingen. Dat is slechts anders voor zover reeds een (gedeeltelijke) einduitspraak (een deeluitspraak) is gedaan. Lees meer…
Gefixeerde schadevergoeding wegens onregelmatig ontslag kan schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag beïnvloeden
HR 21 juni 2013, LJN BZ5360 (Kwik-Fit/X)
Bij de beoordeling van de hoogte van de schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag (art. 6:781 BW) mocht het hof rekening houden met de gefixeerde schadevergoeding die wegens onregelmatig ontslag (art. 7:677 BW jo art. 6:780 BW) was toegekend. Lees meer…
Uit kwijtschelding volgt niet dat ‘uitnodiging tot betaling’ onrechtmatig is
HR 21 juni 2013, LJN BZ1705 (Hamm q.q./Staat en Ontvanger)
Indien een besluit wordt ingetrokken zonder de mededeling dat dit geschiedt omdat het besluit onjuist is, en het bestuursorgaan ook anderszins niet erkent dat een besluit onrechtmatig is, hangt het af van de redenen voor intrekking of herroeping en de omstandigheden waaronder het primaire besluit tot stand is gekomen, of dat besluit onrechtmatig is in de zin van art. 6:162 BW en, zo ja, of de onrechtmatige daad aan het bestuursorgaan kan worden toegerekend. De onrechtmatigheid is wel gegeven indien het ingetrokken of herroepen besluit berust op een onjuiste uitleg van de wet. Lees meer…
Art. 2:11 slechts van toepassing op Nederlandse rechtspersoon-bestuurder
HR 21 juni 2013, LJN CA3958
Een bestuurder van een rechtspersoon kan slechts op grond van art. 2:11 BW aansprakelijk worden gehouden, indien de door hem bestuurde aansprakelijke rechtspersoon-bestuurder een Nederlandse rechtspersoon is. Lees meer…
HR 16 oktober 2009 (LJN BK0342) geldt ook voor machtiging tot voortzetting inbewaringstelling
HR 21 juni 2012, LJN CA3936 (X/Officier van Justitie Limburg)
De Hoge Raad heeft in zijn beschikking van 16 oktober 2009 (LJN BK0342) geoordeeld dat in het algemeen moet worden aangenomen dat ten minste een jaar moet zijn verstreken tussen het moment waarop de psychiater voor het laatst behandelcontact met de betrokkene heeft gehad, en het moment waarop die psychiater zijn onderzoek verricht ten behoeve van een op grond van de Wet Bopz vereiste geneeskundige verklaring, om die psychiater te kunnen aanmerken als “niet bij de behandeling betrokken” als bedoeld in art. 5 lid 1 Bopz. Die beschikking betrof weliswaar een machtiging tot voortgezet verblijf, maar niet valt in te zien waarom op dit punt anders zou moeten worden geoordeeld wanneer het gaat om een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling. Lees meer…