Rechter mag bestaan van baten toetsen zonder heropening vereffening
HR 14 juni 2013, LJN BZ4096
In procedures waarin in geschil is of een ontbonden rechtspersoon over baten beschikt, kan de rechter het oordeel van het bestuur of de vereffenaar van deze rechtspersoon dat zij geen baten (meer) heeft, op juistheid onderzoeken. Voor een dergelijk onderzoek behoeft niet (eerst) de procedure van art. 2:23c lid 1 BW – tot heropening van de vereffening van het vermogen van de ontbonden rechtspersoon – te worden gevolgd. Lees meer…
Zwaarwegende zorgplicht notaris bij recherche in openbare registers
HR 14 juni 2013, LJN BZ5721 (notaris X/De Spaar en Beleenbank van Curaçao)
Op de notaris rust in zijn hoedanigheid, uit hoofde van zijn taak bij het verlijden van een akte, een zwaarwegende zorgplicht ter zake van hetgeen nodig is voor het intreden van de rechtsgevolgen die zijn beoogd met de in die akte opgenomen rechtshandelingen. Deze zorgplicht geldt ook voor de notaris op Curaçao. Dit brengt mee dat van de notaris bij een recherche in het kader van de overdracht van een onroerende zaak en de vestiging van een recht van hypotheek op die zaak een hoge mate van zorgvuldigheid mag worden verwacht. Lees meer…
Formele rechtskracht strekt zich niet uit tot voorwaarde waarnaar in het besluit indirect wordt verwezen
HR 14 juni 2013, LJN BZ0520 (Gemeente Horst aan de Maas/X)
Mede gelet op de rechtszekerheid dient uit een besluit zelf duidelijk te zijn welke voorwaarden daaraan zijn verbonden, zodat voor een belanghebbende duidelijk is of hij bezwaar moet maken, teneinde te voorkomen dat de voorwaarde (hier: de betalingsverplichting), als onderdeel van het besluit, formele rechtskracht krijgt. Dat in de ruimtelijke onderbouwing bij het vrijstellingsbesluit wordt verwezen naar de bevoegdhedenovereenkomst waarin de betalingsverplichting is overeengekomen, brengt niet mee dat deze betalingsverplichting rechtens geacht moet worden deel uit te maken van dat besluit of dat het besluit in die zin moet worden uitgelegd. Lees meer…
Portretrecht bij verzilverbare populariteit niet absoluut
HR 14 juni 2013, LJN CA2788 (Cruijff/Tirion)
1. Niet geldt als uitgangspunt dat voor openbaarmaking van een (niet in opdracht vervaardigd) portret de geportretteerde steeds voorafgaande toestemming moet geven.
2. Is bij een geportretteerde met verzilverbare populariteit enkel sprake van een zodanig belang en is geen sprake van omstandigheden die rechtvaardigen om aan dat belang voorbij te gaan, dan kan bij de beoordeling een belangrijke rol spelen of een redelijke vergoeding is aangeboden. De vergoeding zal recht moeten doen aan de mate van populariteit of bekendheid van de geportretteerde en in overeenstemming dienen te zijn met de waarde van het exploitatiebelang van de geportretteerde in het economisch verkeer. Lees meer…
Uitzondering in art. 3:37 lid 3 BW vereist niet dat aangesprokene zelf adres heeft aangewezen
HR 14 juni 2013, LJN BZ4104 (Centavos/X)
Het feit dat een partij de postbus waarheen aan hem gerichte brieven zijn verstuurd niet zelf heeft aangewezen als het adres waarop hij bereikbaar is, brengt niet mee dat de uitzondering van art. 3:37 lid 3, tweede zin BW niet van toepassing is. De eis dat de postbus door de ontvangende partij moet zijn aangewezen als adres waarop hij bereikbaar is berust niet op de wet. Lees meer…
Factorovereenkomst en verrekening op de voet van art. 53 Fw
HR 14 juni 2013, LJN BZ5663 (ABN AMRO Commercial Finance N.V./Mrs. Schreurs en Brouns q.q.)
Verrekening op grond van art. 53 Fw is niet mogelijk, indien de rechtstreekse oorzaak van het ontstaan van de afdrachtverplichting ligt in rechtshandelingen van derden die na de faillietverklaring zijn verricht, zoals betaling door derden, en deze rechtshandelingen zelf geen verband houden met de vóór de faillietverklaring tussen de gefailleerde en de schuldeiser tot stand gekomen rechtsbetrekking. De uitzondering die op dit uitgangspunt in de jurisprudentie is aanvaard ten aanzien van door bankinstellingen ontvangen betalingen van derden, ter voldoening van een vordering waarop die bank een stil pandrecht heeft verkregen, geldt ook bij ontvangst van voor een ander ontvangen gelden ingevolge een rechtsverhouding van factoring. Lees meer…
Toepassing van de maatstaven voor opzegging van duurovereenkomsten
HR 14 juni 2013, LJN BZ4163 (Auping/Beverslaap)
In het licht van de maatstaven geformuleerd in het arrest De Ronde Venen/Stedin geeft het oordeel van het hof dat sprake moet zijn van een voldoende zwaarwegende grond voor opzegging in dit geval, gelet op de bijzonderheden daarvan, blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Lees meer…
KoersPlanovereenkomst: terugvorderingsactie onredelijk hoge premie niet verjaard
HR 14 juni 2013, LJN BZ3749 (Aegon/Stichting Koersplandewegkwijt c.s.)
Indien de rechter op grond van art. 6:248 lid 1 BW een contractuele leemte aanvult, stelt hij een bestaande rechtsverhouding vast. Door aanvulling ontstaat dus geen nieuwe rechtstoestand. Het beroep op verjaring ex art. 3:307 BW faalt, aangezien de vorderingen, voor zover gericht op een veroordeling tot nakoming, klaarblijkelijk zien op het doen van uitkeringen aan het einde van de looptijd van de overeenkomst, welke uitkeringen pas op dat moment opeisbaar worden. Lees meer…
Kantonrechter niet getreden buiten toepassingsgebied art. 7:254 BW; geen doorbreking rechtsmiddelverbod
HR 14 juni 2013, LJN BZ5666
De kantonrechter is ervan uitgegaan dat deze zaak wordt beheerst door de huurprijswetgeving (o.a. art. 7:246-265 BW). Vervolgens heeft de kantonrechter, gegeven deze toepasselijkheid van de huurprijswetgeving, onderzocht of de door de huurders verlangde verlaging van de huurprijs in casu zou leiden tot een resultaat dat in strijd is met het door de verhuurder ingeroepen art. 1 Eerste Protocol EVRM. De kantonrechter is hiermee niet buiten het toepassingsgebied van de huurprijswetgeving getreden, zodat de huurders zich niet kunnen beroepen op een doorbreking van het rechtsmiddelverbod van art. 7:262 lid 2 BW. Lees meer…
Tussentijds cassatieberoep tegen bewijsopdracht ontvankelijk door eindbeslissing over bewijslastverdeling
HR 14 juni 2013, LJN BZ5356
Uit de omstandigheid dat het hof tussentijds hoger beroep heeft opengesteld, leidt de Hoge Raad af dat de beslissing over de bewijslast in het arrest waarvan beroep door het hof bedoeld is als eindbeslissing. Lees meer…