Wiens opzegtermijn bepaalt de vergoeding ex art. 7:677 lid 2 en 3 BW?
HR 7 juli 2023, ECLI:NL:HR:2023:1058
Voor de hoogte van de in art. 7:677 lid 2 en 3 BW genoemde vergoeding is beslissend de opzegtermijn voor de partij die de dringende reden voor ontslag op staande voet geeft. Lees meer…
Wvggz; overmatig watergebruik en afsluiting; welk kader voor een klacht?
HR 7 juli 2023 ECLI:NL:HR:2023:1047
Art. 10:3 Wvggz bevat een limitatieve opsomming van de gronden waarop in het kader van de klachtprocedure zoals geregeld in hoofdstuk 10 van de Wvggz kan worden geklaagd. Indien de klacht geen betrekking heeft op de nakoming van een verplichting of een beslissing op grond van een of meer van de in art. 10:3 Wvggz genoemde bepalingen, kan de betrokkene geen gebruik maken van die klachtprocedure. In dat geval staat de betrokkene alleen de klachtprocedure van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) ter beschikking. Lees meer…
Onzorgvuldig onderzoek, dringende reden en mededelingseis
HR 30 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:1008
(i) Een ‘ondeugdelijk onderzoek’ is op zichzelf geen reden waarom een aangevoerde ontslagreden geen dringende reden zou (kunnen) zijn.
(ii) De mededelingseis strekt ertoe dat voor de werknemer onmiddellijk duidelijk is waarom hij wordt ontslagen. Bij de beoordeling of aan deze eis is voldaan, kan ook worden gekeken naar correspondentie voorafgaand aan het ontslag. Lees meer…
De vervaltermijn voor een beroep op schending van de mededelingsplicht door de verzekeringnemer
HR 7 juli 2023, ECLI:NL:HR:2023:1050
De vervaltermijn van twee maanden van art. 7:929 lid 1 BW gaat pas lopen als de verzekeraar voldoende zekerheid heeft verkregen dat de verzekeringnemer diens mededelingsplicht niet is nagekomen. Wanneer de verzekeraar voldoende zekerheid heeft over een schending, of hij onderzoek moet doen naar een mogelijke schending, hangt af van de omstandigheden van het geval. Lees meer…
Devolutieve werking en gezag van gewijsde: HR komt terug van F./KSN
HR 26 mei 2023, ECLI:NL:HR:2023:784 (K./V.)
De Hoge Raad komt terug van het arrest F./KSN.
Voor zover tegen een uitspraak geen rechtsmiddel wordt ingesteld, gaat die uitspraak in kracht van gewijsde. Als (het niet bestreden deel van) de uitspraak berust op een beslissing over de rechtsbetrekking in geschil, krijgt die beslissing bij het in kracht van gewijsde gaan van (dat deel van) de uitspraak gezag van gewijsde. Dit brengt mee dat de partij die nadeel ondervindt van die beslissing, voldoende belang kan hebben bij een rechtsmiddel tegen de uitspraak, ook al vindt zij daartoe in de uitkomst van het geding in eerdere aanleg geen aanleiding. Ziet de betrokken partij daarvan af, maar stelt de andere partij wel een rechtsmiddel tegen de uitspraak in, dan kan het gezag van gewijsde van de beslissing over de rechtsbetrekking in geschil worden ingeroepen voor zover die beslissing bij de beoordeling van het rechtsmiddel van belang is. Wordt op het gezag van gewijsde geen beroep gedaan, en komt de rechter tot een ander oordeel over de rechtsbetrekking in geschil, dan kan dat leiden tot tegenstrijdige beslissingen over die rechtsbetrekking. Die mogelijkheid is evenwel inherent aan een stelsel waarin het uitgangspunt is dat partijen bepalen welke geschilpunten zij aan de rechter voorleggen en tegen welke uitspraak (of deel daarvan) zij een rechtsmiddel aanwenden, en waarin het gezag van gewijsde niet ambtshalve wordt toegepast (art. 236 lid 3 Rv). De Hoge Raad ziet daarin geen aanleiding meer om aan de geïntimeerde/verweerder op die grond de devolutieve werking van het hoger beroep te ontzeggen.
Cassatievlog #065 | Auteursrecht op een bewerking van een oorspronkelijk werk?
Hoge Raad 7 juli 2023, ECLI:NL:HR:2023:1070
Krijgt een bewerking van een auteursrechtelijk beschermd werk auteursrechtelijke bescherming? Geldt dit dan voor de hele bewerking of alleen voor een deel daarvan? Hoe verhoudt de bewerking zich ten opzichte van het oorspronkelijke werk? De Hoge Raad heeft in het arrest Philips/Lidl antwoord gegeven op deze vragen. In drie minuten bespreekt Maartje Möhring dit arrest.
Cassatievlog #065 is ook als podcast beschikbaar.
Wvggz; algeheel rookverbod in ggz-instelling? Klager ten onrechte niet-ontvankelijk
HR 7 juli 2023 ECLI:NL:HR:2023:1048
De op schrift gestelde huisregel verbiedt roken “voor alle gebouwen” van de instelling, en wijkt af van het beleid van de instelling dat met ingang van 1 juli 2022 is ingevoerd en wordt gehandhaafd, waardoor ook roken in de open lucht op het terrein van de instelling is verboden. Betrokkene kon hierover een klacht indienen; nadat de klachtencommissie een beslissing had genomen, kon betrokkene de rechtbank verzoeken een beslissing over de klacht te geven. Lees meer…
In het kader van de Wzd geen afzonderlijke beoordeling wilsbekwaamheid bij verzet
HR 7 juli 2023 ECLI:NL:HR:2023:1055
Uit het EVRM volgt niet dat in geval van wilsbekwaam verzet van de betrokkene meer beperkingen gelden voor het verlenen van onvrijwillige zorg en opname dan besloten liggen in het stelsel van de Wet zorg en dwang (Wzd). Lees meer…
Auteursrecht op een bewerking van een oorspronkelijk werk?
HR 7 juli 2023, ECLI:NL:HR:2023:1070 (Philips/Lidl)
De maker van een bewerking van een auteursrechtelijk beschermd werk kan geen rechten ontlenen aan de auteursrechtelijk beschermde trekken of elementen die hij overneemt van het oorspronkelijke werk. Het (eventuele) auteursrecht van de bewerker is beperkt tot de elementen die de bewerking aan het origineel toevoegt en die aan de werktoets voldoen. De bewerking laat het auteursrecht op het oorspronkelijke werk ongemoeid. Als de bewerking aan de werktoets voldoet en daarnaast voldoende auteursrechtelijk beschermde trekken of elementen van het oorspronkelijke werk bevat, is de bewerking zowel een zelfstandig werk waarop het auteursrecht van de bewerker rust, als een verveelvoudiging van het oorspronkelijke werk, waarop het auteursrecht van de maker van het oorspronkelijke werk rust. Lees meer…
Wvggz of Wzd? Machtiging ter overbrugging toelaatbaar
HR 7 juli 2023 ECLI:NL:HR:2023:1063
Het is mogelijk een machtiging te verlenen onder het regime van de vertrouwde omgeving van een betrokkene, dus de instelling waar hij verblijft, indien het verlenen van die machtiging bijdraagt aan een soepele overplaatsing van de betrokkene naar (een instelling met) het andere regime. Dit is echter slechts toelaatbaar indien de machtiging wordt verleend met het oog op een reeds voorziene overgang van betrokkene naar een instelling met het andere regime en voor een daarop toegesneden beperkte duur (een overbruggingsmachtiging). Lees meer…