HR 19 april 2019 ECLI:NL:HR:2019:579 en ECLI:NL:HR:2019:580   

1) Onverenigbaarheid dictum en overweging, geen herstel mogelijk
2) Dwangsom bij bevel zich te onthouden van verrekening c.a.

Bevel zich te onthouden van iedere vorm van opschorting of verrekening totdat in de bodemprocedure over het bestaan van een vordering is beslist, is geen veroordeling tot betaling van een geldsom. Aan het bevel kan daarom een dwangsom worden verbonden.

Dit zijn twee arresten gewezen tussen dezelfde partijen, in samenhang met een zelfde arrest van het hof. Het ging om betaling van declaraties van een inmiddels failliet verklaarde zorginstelling Ciran door zorgverzekeraar VGZ.

In de kern zag het geschil op de vraag of, gelet op art. 611a Rv een dwangsom kon worden verbonden aan een bevel in kort geding, gericht tot VGZ, zich te onthouden van iedere vorm van opschorting, inhouding of verrekening zolang niet in een bodemprocedure is beslist dat VGZ tegenover Ciran enige vordering heeft die zij mag verrekenen.

Het tweede arrest van de Hoge Raad ziet op het herstelarrest van het hof. Beide partijen (VGZ en de curator van Ciran in hoedanigheid) hadden zich na het arrest van het hof van 15 december 2017, waarbij het hof het gevraagde bevel had gegeven en daaraan een dwangsom had verbonden, tot het hof gewend met een verzoek tot herstel met toepassing van art. 31 Rv. In zijn arrest had het hof enerzijds overwogen aanleiding te zien de gevorderde dwangsom te matigen, maar in zijn dictum de gevraagde dwangsom opgelegd zelfs met een hoger maximum dan gevorderd. In zijn herstelarrest van 10 april 2018 heeft het hof dit aldus aangepast dat voor “ambtshalve matigen” moest worden gelezen “vaststellen”. Dit herstelarrest blijft niet in stand.

Het hof is met zijn herstelarrest buiten het toepassingsgebied van art. 31 Rv getreden (reden voor doorbreking van het rechtsmiddelenverbod). De Hoge Raad overweegt dat van een kennelijke fout die zich voor eenvoudig herstel leent (art. 31 Rv) sprake is, indien voor partijen en derden kenbaar is waarin de fout is gelegen. Dat is hier niet het geval. Het dictum is niet verenigbaar met de daaraan ten grondslag gelegde motivering, zonder dat voor partijen en derden kenbaar is of de fout is gelegen is in het dictum of de desbetreffende overweging. Voor zover het hof aan zijn oordeel ten grondslag heeft gelegd dat bij een tegenstrijdigheid tussen het dictum van een uitspraak en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen, de tekst van het dictum beslissend is, is het bovendien uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting. Nu het dictum dient te worden uitgelegd in het licht van de overwegingen waarop het berust, kan niet op voorhand worden gezegd dat aan de tekst van het dictum voorrang toekomt, aldus de Hoge Raad. De Hoge Raad vernietigt het herstelarrest en wijst het verzoek om verbetering af.

Dan resteert het oorspronkelijke arrest van 15 december 2017. Ook dat arrest blijft uiteraard niet in stand, nu de tegenstrijdigheid tussen dictum en overweging het oordeel onbegrijpelijk maakt.

Wat betreft de kern van de zaak blijft ’s hofs arrest evenwel in stand.

In art. 611a lid 1 Rv is bepaald dat een dwangsom niet kan worden opgelegd in geval van een veroordeling tot betaling van een geldsom. Achtergrond hiervan is dat een dwangsom ten doel heeft werkelijke nakoming van een verbintenis te verzekeren, terwijl voldoening aan een veroordeling tot betaling van een geldsom door rechtstreekse executie kan worden verkregen. Het door het hof gegeven bevel is geen veroordeling tot betaling van een geldsom:

“3.4.3 Het aan VGZ opgelegde bevel om zich te onthouden van opschorting, inhouding of verrekening, kan worden versterkt met een dwangsom. Dit bevel kan namelijk niet zonder medewerking van VGZ worden afgedwongen. Het bevel is geen veroordeling tot betaling van een geldsom, en is daarmee ook niet gelijk te stellen. VGZ wordt door het bevel immers niet gedwongen te betalen. Evenmin is het bevel een indirecte veroordeling tot betaling: als VGZ aan het bevel voldoet, zijn daarmee de vorderingen van Ciran nog niet voldaan. Om betaling te verkrijgen zal (de curator van) Ciran deze door executie van de veroordeling tot betaling moeten afdwingen. (..)”.

Volgt vernietiging en terugverwijzing.

Cassatieblog.nl

Share This