Selecteer een pagina

HR 31 januari 2020, ECLI:NL:HR:2020:155

Een rechterlijke beslissing kan als zodanig geen grond vormen voor wraking. Dat geldt zowel voor beslissingen in de hoofdzaak als voor daarmee verband houdende beslissingen van andere aard. Een wrakingsverzoek kan daarom niet met succes worden gedaan op de grond dat een door die rechter nog te nemen beslissing een bepaalde inhoud heeft. Een wrakingsverzoek kan wel afhankelijk worden gesteld van een afwijzende beslissing op een ander verzoek, als dat wrakingsverzoek zelf op een andere grond berust dan op de inhoud van de nog te nemen beslissing op dat andere verzoek.

Een man had verschillende familierechtelijke procedures lopen bij het gerechtshof, en trof daarbij soms dezelfde rechters. Hij meende in een van de zaken dat de leden van het hof niet onpartijdig waren en verzocht om de zaak te verwijzen naar een ander hof. “Mocht de procedure niet verwezen worden, dan zal ik […] het Hof wraken”, schreef hij.

Het hof wees het verwijzingsverzoek al op een formele grond af: het was te laat ingediend. Daarop gaf het hof de eindbeschikking. De man klaagde vervolgens bij het hof dat zijn wrakingsverzoek niet was behandeld, waarop de wrakingskamer alsnog het wrakingsverzoek behandelde en de man daarin niet-ontvankelijk verklaarde.

In cassatie beslist de Hoge Raad dat in de brief van de man een verzoek tot wraking gelezen moest worden (en kennelijk dus niet alleen als een aankondiging van een wraking), dat werd gedaan onder de voorwaarde dat het verwijzingsverzoek zou worden afgewezen. In het belang van de rechtsontwikkeling gaat de Hoge Raad erop in of zo’n voorwaardelijk wrakingsverzoek mogelijk is.

De Hoge Raad stelt voorop dat een rechterlijke beslissing als zodanig geen grond kan vormen voor wraking.

“Dat geldt zowel voor beslissingen in de hoofdzaak als voor daarmee verband houdende beslissingen van andere aard. Een wrakingsverzoek kan daarom niet met succes worden gedaan op de grond dat een door die rechter nog te nemen beslissing een bepaalde inhoud heeft. Hieruit volgt dat de afwijzing door het hof van het verwijzingsverzoek van [verzoeker] niet, ook niet voorwaardelijk, een grond voor wraking kan zijn.”

De Hoge Raad verwijst in dit verband naar een beslissing van zijn strafkamer uit 2018, waarin hij oordeelde dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen in strafzaken zich ertegen verzet dat een tussenbeslissing of de motivering daarvan grond kan vormen voor wraking. Dat geldt ook:

“indien het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven.”

Maar een wrakingsverzoek kan best afhankelijk worden gemaakt van het intreden van een voorwaarde, zoals in deze zaak: een afwijzende beslissing op het verwijzingsverzoek. Dat moet het wrakingsverzoek zelf wel op een andere grond berusten dan op de inhoud van de nog te nemen beslissing die de voorwaarde van het wrakingsverzoek vormt. Dus: “ik wraak het hof als de zaak niet verwezen wordt naar een ander hof, want dan is het hof niet onpartijdig” is geen geldige grond voor wraking; de wrakingsgrond is dan immers gelegen in de beslissing van het hof. Maar “Het hof is niet onpartijdig. Daarom vraag ik primair om verwijzing naar een ander hof, subsidiair wraak ik het hof” zou wel denkbaar zijn. En zodra die subsidiaire situatie aan de orde komt, moet de rechter de zaak dan naar de wrakingskamer verwijzen voor een beslissing op het wrakingsverzoek.

In dit geval was dat laatste aan de orde, volgens de Hoge Raad:

“De stukken van het geding […] laten immers geen andere conclusie toe dan dat [verzoeker] zowel zijn (primaire) verwijzingsverzoek als zijn (subsidiaire) wrakingsverzoek erop heeft gebaseerd dat de behandelende raadsheren van het hof naar zijn mening niet (meer) onpartijdig waren omdat zij al in eerdere procedures van hem over zijn zoon waren betrokken.

3.4. Het hof was bevoegd zelf te oordelen over het verwijzingsverzoek. Nadat het hof het verwijzingsverzoek had afgewezen, was de behandeling van het […] verzoek geschorst op de voet van art. 37 lid 5 Rv en had het hof het wrakingsverzoek ter behandeling en beslissing aan de wrakingskamer moeten doorsturen.”

Omdat het hof het wrakingsverzoek niet in behandeling had genomen, wordt de eindbeschikking in de hoofdprocedure vernietigd en verwezen naar een ander hof. In het cassatieberoep in het wrakingsincident oordeelt het hof ook dat de klacht slaagt: de wrakingskamer had het wrakingsverzoek namelijk niet in behandeling genomen omdat het niet was ondertekend door een advocaat; dat laatste was niet de eerste keer: enkele weken eerder was de verzoeker daar bij een eerder wrakingsverzoek ook al op gewezen. Op grond van art. 362 jo. 281 lid 1 Rv had verzoeker echter gelegenheid moeten krijgen dit verzuim te herstellen, oordeelt de Hoge Raad. Hij verwijst naar een beschikking uit 2015 waarin dit al eens was geoordeeld. In die zaak – die zo te zien ook al dezelfde verzoeker betrof – werd de verplichting tot het bieden van de herstelmogelijkheid onder meer uit art. 6 EVRM afgeleid. Die grondrechtelijke achtergrond maakte nu kennelijk dat het rechtsmiddelverbod van art. 39 lid 5 Rv werd doorbroken en het cassatieberoep tegen de beslissing van de wrakingskamer ontvankelijk was. Het gegrond bevinden van deze klacht leidt echter niet tot cassatie, omdat de zaak in de hoofdprocedure toch al door een ander hof verder zal worden behandeld.

De raadsheren tegen wie het wrakingsverzoek zich richtte, zijn door de Hoge Raad in de gelegenheid gesteld om zich in cassatie daarover uit te laten. Zij hebben zich gerefereerd maar hebben de Hoge Raad wel verzocht om op het verschijnsel van het ‘voorwaardelijk wrakingsverzoek’ in te gaan. Zij zijn in cassatie bijgestaan door de auteur.

Cassatieblog.nl

Share This