HR 27 april 2012, LJN BV6690
Wanneer de schuldeiser de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke kosten (als bedoeld in art. 6:96 lid 2 onder c BW) niet voldoende heeft gespecificeerd, hoeft de rechter niet over te gaan tot een (forfaitaire) begroting van deze kosten of toewijzing van een bedrag dat hij redelijk acht. Ook de (niet-bindende) Aanbeveling II uit het rapport Voor-werk II ontslaat de rechter niet van de beoordeling of de gevorderde buitengerechtelijke kosten in de gegeven omstandigheden redelijk is. Een en ander is niet in strijd met art. 3 van de Richtlijn betalingsachterstanden bij handelstransacties. (meer…)