Alle berichten met de tag: hoger beroep


HR 11 juni 2021 ECLI:NL:HR:2021:859

De schuldenaar kan in hoger beroep opkomen tegen de afwijzing van het primaire verzoek om een bevel tot instemming met een schuldregeling, als de rechtbank (i) ook het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling heeft afgewezen en (ii) de schuldenaar ook daartegen in hoger beroep opkomt of dit subsidiaire verzoek in hoger beroep niet handhaaft. Dit geldt ook als door de rechtbank nog niet is beslist op het subsidiaire verzoek, maar wel op het primaire verzoek. (meer…)

HR 8 februari 2019, ECLI:NL:HR:2019:207

Indien een vonnis naar zijn uiterlijk een verstekvonnis is, waaruit niet kan worden afgeleid of op andere wijze kan worden vastgesteld dat het in wezen om een vonnis op tegenspraak gaat, dient de rechter gelet op art. 6 EVRM het verzet tegen het eindvonnis ontvankelijk te achten, zulks in afwijking van de hoofdregel. (meer…)

HR 25 januari 2019 ECLI:NL:HR:2019:96

De partij die tussentijds beroep instelt, is gehouden daarin al haar bezwaren tegen de tot dan toe gewezen tussenvonnissen aan te voeren en verliest de mogelijkheid dat bij een latere gelegenheid te doen, aldus de Hoge Raad (r.o. 3.3.2). Dit wordt ook wel de “één keer schieten regel” genoemd. Met dit arrest is nu duidelijk dat die regel ook geldt als het gaat om een appel tegen het tussenvonnis-gedeelte van een deelvonnis (r.o. 3.3.2).  (meer…)

HR 9 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:316

De mogelijkheid uit art. 349a lid 2 en 3 Fw om de termijn van de schuldsaneringsregeling te verlengen is er voor gevallen waarin na ommekomst van de reguliere termijn geen schone lei kan worden verleend, maar de verwachting gerechtvaardigd is dat dit op termijn wel mogelijk zal zijn. Als de reguliere termijn al verstreken is en de rechtbank beslist dat de looptijd van de regeling wordt verlengd omdat – hoewel er sprake is van een toerekenbare tekortkoming jegens de belastingdienst – verzoekster mogelijk succesvol zal zijn in haar strijd tegen het terugvorderingsbesluit, is sprake van een appellabele beslissing op de voet van art. 349a lid 3 Fw. (meer…)

HR 22 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3253

Het in art. 67 Fw toegekende recht van hoger beroep tegen een beschikking van de rechter-commissaris komt uitsluitend toe aan diegenen die als ‘partij’ bij die beschikking kunnen worden aangemerkt. Dit zijn (i) diegene die het tot de beschikking leidende verzoek aan de rechter-commissaris heeft gedaan en (ii) diegene tot wie de beschikking is gericht. De omstandigheid dat het belang van een persoon direct betrokken is bij een beschikking, betekent nog niet dat de beschikking ook tot hem is gericht. (meer…)

Cassatieblog.nl