HR 13 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:1940
Dit arrest vormt een vervolg op HR 20 september 2019, ECLI:NL:HR:2019:1408 (besproken in CB 2019-122), waarin de vraag centraal stond of het tussenarrest van het hof is gewezen voor of na het defungeren van een van de raadsheren. Inmiddels is gebleken dat het tussenarrest ná het defungeren is gewezen. Na het defungeren kon de betreffende raadsheer echter niet meer als raadsheer worden aangemerkt. Dit heeft tot gevolg dat het tussenarrest op grond van art. 5 lid 2 RO (in verbinding met art. 6 lid 2 RO en art. 16 lid 1 Rv) nietig is. Nu het eindarrest van het hof daarop voortbouwt, kan ook dat arrest niet in stand blijven. (meer…)