Het overzicht van prejudiciële zaken vermeldt weer een aantal nieuwe civiele zaken waarin op grond van art. 392 Rv prejudiciële vragen aan de Hoge Raad zijn gesteld. De vragen zien op (1) uitleg van art. 5 Handelsnaamwet bij mogelijke naamsverwarring handelsnaam, (2) vermindering van arbeidsduur wegens gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid en recht op transitievergoeding, (3) bindende kracht van in kracht van gewijsde gegaan vonnis met betrekking tot vernietiging van effectenleaseovereenkomst voor echtgenoot die niet als formele procespartij is opgetreden en (4) is het vereiste van ‘gebleken onschuld’ voor schadevergoeding strijdig met onschuld-presumptie van art. 6 lid 2 EVRM. (meer…)
Overzicht recente prejudiciële vragen aan de Hoge Raad
CB 2020-28 | Geplaatst op 27-02-2020 | door Hanneke Arnoldus
Geplaatst in Arbeidsrecht, Grondrechten en mensenrechten, Intellectuele-eigendomsrecht, Prejudiciële vragen Hoge Raad, Proces- en beslagrecht | Getagged BW art. 1:88, echtgenoot, EVRM art. 6 lid 2, gebleken onschuld, gezag van gewijsde, handelsnaamrecht, Handelsnaamwet art. 5, onschuldpresumptie, transitievergoeding, vermindering van arbeidsduur