HR 19 april 2019 ECLI:NL:HR:2019:635
Bij een verzoek om een machtiging tot voortgezet verblijf dient een ondertekende verklaring worden overgelegd van de geneesheer-directeur van het psychiatrisch ziekenhuis waarin de betrokkene is opgenomen.
In deze Bopz-zaak heeft de geneesheer-directeur het onderzoek ten behoeve van de geneeskundige verklaring door een niet bij de behandeling betrokken psychiater laten uitvoeren. Op grond van art. 16 lid 1 Wet Bopz moet bij een verzoek tot verlening van een machtiging tot voortgezet verblijf een verklaring van de geneesheer-directeur van het psychiatrisch ziekenhuis waarin betrokkene is opgenomen worden overgelegd. In cassatie wordt geklaagd dat de geneesheer-directeur de verklaring wel heeft ondertekend, maar dat echter de handtekening van de psychater ontbreekt.
Volgens vaste rechtspraak (HR 15 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2533) is vereist dat deze door de geneesheer-directeur zelf wordt ondertekend, zodat blijkt van zijn instemming met en de aanvaarding van zijn verantwoordelijkheid voor de inhoud van de verklaring. Het is niet vereist dat de geneeskundige verklaring mede wordt ondertekend door de psychiater die de betrokkenen met het oog op de verzochte machtiging heeft onderzocht.
Het oordeel van de rechtbank dienaangaande was een zuiver rechtsoordeel, zodat een klacht over schending van hoor en wederhoor (art. 19 Rv) bij gebrek aan belang niet tot cassatie kan leiden.
De Hoge Raad verwerpt het beroep.