Alle berichten van: Kasper Jansen


HR 10 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2932

Volgens art. 2:10 lid 1 BW is het bestuur verplicht op zodanige wijze een administratie te voeren dat te allen tijde de rechten en verplichtingen van de rechtspersoon kunnen worden gekend. In het arrest Brens q.q./Sarper (NJ 1993/713) heeft de Hoge Raad niet een hiervan afwijkende maatstaf geformuleerd. Door te verwijzen naar dat arrest heeft het hof niet miskend dat in dit verband ook andere elementen dan de debiteuren- en crediteurenpositie en de stand van de liquiditeiten van belang kunnen zijn. (meer…)

HR 3 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2895 (Eiser/Saint-Gobain)

Een werknemer komt, nog kampend met de restverschijnselen van een recent arbeidsongeval, thuis ten val. ’s Hofs oordeel dat de aansprakelijkheid van de werkgever niet mede de gevolgen van de huiselijke valpartij omvat, is onbegrijpelijk. (meer…)

HR 26 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2838

Wordt met een beroep op art. 431 lid 2 Rv het geding dat tot een buitenlandse (niet voor executie in Nederland vatbare) rechterlijke beslissing heeft geleid, opnieuw bij de Nederlandse rechter gevoerd, dan dient de Nederlandse rechter te beoordelen of en in hoeverre hij aan die beslissing gezag toekent. Toewijzing van een op art. 431 lid 2 Rv gegronde vordering kan afstuiten op het ontbreken van formele uitvoerbaarheid van de beslissing in het land van herkomst. Dat (zoals in casu) de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging in het land van herkomst is vervallen, staat niet aan erkenning op de voet van art. 431 lid 2 Rv in de weg.  (meer…)

HR 19 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2740

(1) Het hof heeft kunnen oordelen dat eiser onzorgvuldig heeft gehandeld door een onjuist gebleken aangifte in een taal die hij niet machtig was te ondertekenen zonder te (laten) onderzoeken of de inhoud daarvan overeenstemde met hetgeen hij wilde verklaren. (2) Voor toekenning van smartengeld wegens aantasting van de eer van een beschuldigde partij is niet vereist dat derden van de beschuldigingen kennis nemen. Potentieel verlies van verdienvermogen kan medebepalend zijn voor de ernst van een aantasting in iemands eer of goede naam. (meer…)

HR 11 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1643 (Sepeba/Rito)

Indien de schuldenaar, nadat de in verzuim verkerende schuldeiser zich alsnog tot medewerking aan de nakoming bereid heeft verklaard, zijn prestatie niet aanstonds kan verrichten maar daarvoor redelijkerwijs nog enige voorbereidingstijd nodig heeft, eindigen de gevolgen van het schuldeisersverzuim pas zodra de schuldenaar redelijkerwijs weer tot nakoming in staat is. (meer…)

Cassatieblog.nl