Selecteer een pagina

HR 25 mei 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV8508 (Velthuis Kliniek/X)

Art. 7:454 BW legt op iedere hulpverlener de verplichting om een dossier in te richten en te bewaren. Op grond van art. 7:456 BW dient de hulpverlener aan de patiënt desgevraagd zo spoedig mogelijk inzage in of afschrift van het dossier te verstrekken. Uit deze bepalingen vloeit voort dat iedere hulpverlener dient te beschikken over de dossiers van patiënten voor zover deze door hem als hulpverlener zijn behandeld, hetgeen meebrengt dat hij in zoverre (in beginsel) recht heeft op in ieder geval een kopie van die dossiers.

Achtergrond

Het gaat in deze zaak om de vraag of een beroepsbeoefenaar die zelfstandig de praktijk heeft uitgeoefend in een instelling (een ziekenhuis of kliniek), gerechtigd is de medische dossiers van zijn patiënten zonder meer mee te nemen ingeval hij uit de instelling vertrekt en elders zijn praktijk voortzet ingeval ook de instelling zelf of andere zelfstandig praktijk uitoefende artsen als hulpverlener zijn opgetreden.

Met ingang van 1 april 1995 is in Boek 7 van het BW een regeling opgenomen met betrekking tot de ‘geneeskundige behandelingsovereenkomst’. Daaronder wordt verstaan een overeenkomst tussen hulpverlener en opdrachtgever die rechtstreeks strekt tot het verrichten van geneeskundige handelingen ten aanzien van de patiënt. Een centraal begrip in deze wettelijke regeling is ‘de hulpverlener’. Ingevolge art. 7:446 BW is een hulpverlener een natuurlijk persoon of een rechtspersoon die zich in de uitoefening van een geneeskundig beroep of bedrijf tegenover de patiënt (als opdrachtgever) verbindt tot het verrichten van handelingen op het gebied van de geneeskunst. Een natuurlijk persoon wordt alleen als hulpverlener in de zin van artikel 7:446 BW aangemerkt indien hij als beroepsbeoefenaar zelfstandig de praktijk uitoefent, dat wil zeggen anders dan in dienst van een natuurlijk persoon of rechtspersoon.

Dossier- en bewaarplicht

Een van de hoofdverplichtingen van de hulpverlener is de dossierplicht. Deze verplichting is neergelegd in art. 7:454 BW. Het eerste lid van dit artikel bepaalt dat de hulpverlener een dossier inricht met betrekking tot de behandeling van de patiënt, hij in het dossier aantekening houdt van de gegevens betreffende de gezondheid van de patiënt, alsmede alle uitgevoerde verrichtingen. De dossierplicht is niet alleen in het leven geroepen om een goede hulpverlening aan de patiënt mogelijk te maken, maar is ook van belang met het oog op de overdracht van de behandeling aan andere hulpverleners en voor toekomstige behandelingen. Het derde lid van art. 7:454 BW legt op de hulpverlener een bewaarplicht. De in het dossier aanwezige stukken dienen ten minste vijftien jaar bewaard te blijven, gerekend vanaf het moment waarop zij zijn vervaardigd.

Procedure

In dit kort geding vorderde een arts een kliniek te veroordelen tot afgifte van (kopieën van) de dossiers over de patiënten die hij in de kliniek heeft behandeld. De arts was niet bij de kliniek in loondienst, maar verrichtte op basis van een samenwerkingsovereenkomst voor eigen rekening en risico cosmetisch-chirurgische handelingen bij door de kliniek geworven patiënten. Na opzegging van de samenwerkingsovereenkomst heeft de kliniek de arts de toegang tot de centrale patiëntendatabase ontzegd. De voorzieningenrechter heeft de kliniek veroordeeld om in een situatie waarin een patiënt zich tot de arts heeft gewend, op het eerste verzoek van de arts een kopie van het desbetreffende patiëntendossier aan hem te verschaffen, maar heeft het meer of anders gevorderde afgewezen. Het hof heeft het vonnis van de voorzieningenrechter vernietigd en de kliniek veroordeeld tot afgifte aan de arts van kopieën van de dossiers met betrekking tot de door hem behandelde patiënten. De door de kliniek bepleite toets of de afgifte van de patiëntendossiers wel noodzakelijk is, acht het hof onjuist gelet op het feit dat de arts moet worden aangemerkt als hulpverlener in de zin van art. 7:446 BW. Ook uit de samenwerkingsovereenkomst kan volgens het hof niet worden afgeleid dat de arts slechts beschikking krijgt over de bewuste dossiers indien hij die voor de behandeling van een patiënt nodig heeft.

De kliniek gaat tegen dit oordeel in cassatie. De cassatieklachten van de kliniek nemen tot uitgangspunt dat in het geval een niet in loondienst van het ziekenhuis werkzame arts dat ziekenhuis verlaat en zich elders beroepsmatig vestigt, de dossiers van de door hem behandelde patiënten in beginsel in het ziekenhuis dienen achter te blijven, ook indien die arts tijdens zijn werkzaamheden in het ziekenhuis hulpverlener was in de zin van art. 7:446 BW. Indien deze hoofdregel niet zonder meer kan worden toegepast, dient volgens de kliniek een belangenafweging plaats te vinden waarbij ook het belang van patiënten dat hun dossiers niet onnodig worden vermenigvuldigd, dient te worden betrokken.

De Hoge Raad

De Hoge Raad stelt voorop dat in cassatie als vaststaand moet worden aangenomen dat zowel de arts als de kliniek (zelfstandig) hulpverlener zijn in de zin van art. 7:446 BW. Vervolgens zet de Hoge Raad in r.o. 3.3 uiteen waarom de klachten van de kliniek falen:

“Art. 7:454 BW legt op iedere hulpverlener de verplichting om een dossier in te richten en te bewaren. Op grond van art. 7:456 BW dient de hulpverlener aan de patiënt desgevraagd zo spoedig mogelijk inzage in of afschrift van het dossier te verstrekken. Uit deze bepalingen vloeit voort dat iedere hulpverlener dient te beschikken over de dossiers van patiënten voor zover deze door hem als hulpverlener zijn behandeld, hetgeen meebrengt dat hij in zoverre (in beginsel) recht heeft op in ieder geval een kopie van die dossiers. In een geval als het onderhavige, waarbij verschillende hulpverleners uiteengaan, is daarom geen sprake van onnodig kopiëren van patiëntendossiers, zoals het onderdeel suggereert. Voor zover de klachten nog betogen dat het hof bepaalde belangen van de kliniek onvoldoende zou hebben meegewogen, miskennen zij dat geen belangenafweging nodig was om vast te stellen dat [verweerder] als hulpverlener recht had op afgifte van kopieën van de patiëntendossiers.”

Cassatieblog.nl

Share This